Op een plek waar nog veel mensen met elkaar in gesprek zijn - een Amsterdamse hotelbar, spreken wij met Valerie Frissen over de uitholling van het publieke debat. Algoritmes beïnvloeden steeds sterker het publieke debat, waardoor informatie ons steeds meer gefilterd bereikt. De drukbezette hoogleraar ICT & Sociale Verandering (Erasmus Universiteit Rotterdam) weet waar ze het over heeft. Ze werkt samen met veel internetbedrijven en gaat regelmatig in discussie met grote reuzen als Google en Facebook.

Over aflevering 4 van Het Filosofisch Kwintet
Sinds de digitalisering kunnen we op dezelfde aarde wonen, en toch in totaal verschillende werelden leven. Vraag is alleen: leven we nu nog wel samen? Is er nog sprake van een publiek debat? Aan tafel onder meer: Valerie Frissen

staat het publieke debat onder druk?

'Het debat is toegankelijker dan ooit geworden voor veel mensen, laten we dat voorop stellen. Nooit eerder was er sprake van zoveel mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en met elkaar in discussie te gaan, dankzij digitalisering. Maar daarmee is het debat ook aangescherpt en veel diverser en rommeliger geworden. Vroeger was er duidelijk sprake van herkenbare aanbieders en ontvangers van informatie. Nu is dat niet meer zo netjes georganiseerd. Daarmee wordt de rol van journalisten niet minder relevant, als zij tenminste goed weten mee te bewegen met deze nieuwe ontwikkelingen. Juist in tijdens van filterbubbles  en nepnieuws zal de behoefte aan onafhankelijke kwaliteitscontrole gaan toenemen. Er zijn nu steeds meer groepen mensen die hun eigen waarheden hebben. Juist dan moet je voorkomen dat er één stem te sterk wordt, om de balans en diversiteit te bewaren. Maar dat het publieke debat minder beheersbaar is dan vroeger zie ik niet als teloorgang, maar als verrijking. Ik juich de digitalisering van het publieke debat dan ook van harte toe.'

Valerie Frissen

Eén van de gasten aan tafel bij Het Filosofisch Kwintet is Valerie Frissen. Zij is hoogleraar ICT & Sociale Verandering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur van het SIDN-fonds. Dit fonds stimuleert vernieuwende internetprojecten met maatschappelijke impact. Haar expertise ligt voor een groot deel op het terrein van digitale innovatie, in het bijzonder internetontwikkelingen. Voor het Financieel Dagblad schreef Frissen columns over technologie.

Wat kunnen we in die zin verwachten van grote bedrijven?

'Ik heb niet veel vertrouwen in dat die grote bedrijven handelen naar het maatschappelijk belang. We zien nu ook dat er boetes worden opgelegd aan Facebook en Google door Europa en dat ze zich moeten schikken naar nieuwe privacywetgeving. In een gezonde markt worden bedrijven uitgedaagd door de concurrentie en investeren ze in vertrouwen van consumenten. Dat moet niet worden afgedwongen door wetgeving. Maar nu zijn er slechts een handjevol grote monopolisten, die vanuit hun luxepositie te weinig handelen vanuit een publiek belang. Mark Zuckerberg (Facebook) profileert zich wel als een filantroop die zijn vermogen stopt in goede doelen, maar zijn eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid als datamonopolist hoort daar kennelijk niet bij.'

Welke rol speelt Europa?

'Ik denk dat Europa nu het voortouw neemt om die zoekgeraakte balans weer enigszins te herstellen met de nieuwe privacywet. Dat was ook zeker wel nodig. Het nadeel daarvan is dat nu ineens alles maar lijkt te gaan over het beschermen van data en het afschermen van de gebruiker. Idealiter zou het in het publieke debat moeten gaan om openheid en vertrouwen en het verantwoordelijk uitwisselen van data en informatie, in plaats van om 'beschermen' en 'afschermen'. Je ziet nu bovendien dat de nieuwe privacy-eisen bij de grote bedrijven ook weer tot nieuwe slimmigheden leiden. Kijk maar eens naar de standaardopties in de nieuwe privacy-instellingen van Facebook bij de toepassing van gezichtsherkenning. Je wordt als gebruiker zo gestuurd dat je wel een harteloos persoon bent als je daar niet aan meedoet. De technologie kan immers zeer welkom zijn voor slechtzienden. De negatieve implicaties van gezichtsherkenning komen uiteraard niet aan de orde.'

Wat zouden wij als gebruikers moeten doen?

'We moeten meer nadenken over de vraag hoe we ons leven met technologie willen vormgeven. Op dit moment geven we heel veel zomaar weg, terwijl de waarde van data zeer groot is. Dat geeft ons een positie in het spel die we nu laten liggen. Zeker als ook steeds meer in data wordt vertaald hoe we ons voelen en wat wij denken. Misschien dat we over twee generaties wel denken: "Wat gingen zij idioot met hun data om zonder enige controle daarover." Mensen moeten bewuster worden van hun relatie met techniek, en zich niet alleen als passieve consumenten gedragen die alleen maar data aanleveren.'

Is dit probleem nieuw, of ook iets van vroeger?

'De verzuiling heeft het publieke debat in Nederland heel duidelijk vormgegeven. Iedereen bemoeide zich met z'n eigen zuil en kwam die zuil amper uit. Dat waren eigenlijk de filterbubbles avant la lettre. Nu zien we vooral méér bubbels. Wat echt anders is, is dat we nu leven in een datasamenleving die we eigenlijk helemaal niet begrijpen. De zelflerende mechanismen in de technologie maken dat de herkenbare invloed van de mens alleen nog in het begin van het proces enigszins zichtbaar is. Daarna lijken we de grip op wat er gebeurt te verliezen. Dat geeft een gevoel van onbehagen. Dat maakt ook de democratie heel kwetsbaar. Nieuw is vooral dat de technologie steeds meer een autonome speler wordt. Een uitdagende vraag is of we technologie - en in het bijzonder kunstmatige intelligentie - kunnen opvoeden, bijsturen en morele principes kunnen meegeven. Ik hoop niet dat we er over twee generaties er achter komen dat we die vragen hebben verwaarloosd.'