Met haar hartelijke lach voelen we ons meteen welkom in het kantoor van filosoof Daan Roovers, in Amsterdam. Zodra we haar de titel van de aflevering voorleggen komt meteen denker Habermas ter sprake. ‘Digitalisering heeft wel dat oude idee van een gemeenschappelijk publiek debat veranderd.’

Over aflevering 4 van Het Filosofisch Kwintet
Sinds de digitalisering kunnen we op dezelfde aarde wonen, en toch in totaal verschillende werelden leven. Vraag is alleen: leven we nu nog wel samen? Is er nog sprake van een publiek debat? Aan tafel onder meer: filosoof Daan Roovers.

is het publieke debat in gevaar?

'Er ontstaat wel een soort onmacht. Het publieke debat gaat over het samenbrengen van mensen die ook politieke macht kunnen uitoefenen. Dat gaat dus over ons als burgers. Vroeger was dat beperkt tot één regering en één natie. Maar dat is nu wel anders. Je hebt over het internet contact met mensen over de hele wereld met wie je helemaal geen politieke gemeenschap vormt. Als het gaat over oplossingen moet je wel meenemen dat het publieke debat grotendeels is losgezongen van de politieke machtssfeer.'

Daan Roovers

Eén van de gasten aan tafel bij Het Filosofisch Kwintet is filosoof Daan Roovers. Aan de Universiteit van Amsterdam is ze docent Publieksfilosofie. Tegelijkertijd is ze bezig met haar promotieonderzoek over de ontwikkeling van publieke opinie. Eerder was zij hoofdredacteur van Filosofie Magazine.

maken sociale media het debat niet juist toegankelijker?

'De publieke openbare ruimte is sterk vercommercialiseerd. Het was een neutrale ruimte, waarin het onderwerp niet de setting bepaalde. Je kon alles zeggen, dat maakte voor het podium niet uit. Maar door de commerciële motieven van de sociale media wordt daar het debat gestuurd door de macht van het getal. Bepaalde opvattingen krijgen meer een podium dan anderen, namelijk de opvattingen die het meest gelezen worden. Het is dus maar de vraag of uitwisseling van standpunten en opinievorming nu beter plaatsvindt via sociale media.'

Hoe ziet dat publieke debat er eigenlijk uit?

'Het publieke debat scheidt zich af van de privé-ruimte. Filosoof Hannah Arendt noemde de privé-ruimte de sfeer van het leven, de biologie en het gezin. De publieke ruimte is waar je naar buiten treedt en gelijkwaardig met elkaar praat, denkt en onderhandelt. Maar dat onderscheid vervaagt. We zijn het publieke steeds meer gaan zien als het verlengde van onze eigen privé-ruimte. Dus als ik er thuis rare opvattingen op nahoud, wil ik dat in toenemende mate ook buiten op het marktplein verkondigen. Dat botst vaker met mensen die er een andere mening op nahouden.'

Welk gevaar brengt dat met zich mee?

'In de oorspronkelijke publieke ruimte was iedereen gelijk. Het ging er om wat je zei. Maar nu is er invloed van bedrijven en economie bij gekomen. Daarin is niet iedereen gelijk. De één verdient meer dan de ander, of heeft een groter huis. De één heeft dan ook meer te vertellen dan de ander, want die heeft meer macht. Alleen voor de overheid zijn we allemaal elkaars gelijke, maar ook dat domein wordt steeds smaller. De publieke ruimte die we hadden voor het gemeenschappelijke politieke debat komt in het nauw door dit soort invloeden. Bovendien wordt het moeilijker om van mening te veranderen. Alles wat je hebt gezegd staat immers eeuwig op het internet. En dan nog je mening veranderen wordt gezien als iets negatiefs. Draaien, heet dat dan.'

Hoe kunnen we dat toch in de hand houden?

'Je mag overal wat van vinden, maar we moeten wel herkennen dat sommige mensen nou eenmaal ergens meer van weten dan anderen. Deze reflectiviteit zou elke burger moeten herkennen en opbrengen in het debat. We moeten weer een soort autoriteit toekennen aan argumenten. Dat hoeft niet per se van instituties te komen, dat kan ook van onderaf ontstaan. De overheid moet daarvoor vooral bedenken wat de publieke opinie is en de infrastructuur daarvoor organiseren, en dat betekent bijvoorbeeld zorgen voor goede informatievoorziening van de burgers. Die moeten hun mening wel kunnen baseren op de juiste feiten, dus moet journalistiek een belangrijk publiek product zijn en blijven. Waarom zou een overheid wel verantwoordelijk zijn voor een goede infrastructuur van wegen, en niet van informatie?'