De afschuw tegen elite giert je dagelijks tegemoet. Toch heb je elites nodig: niet iedereen kan een brug ontwerpen, of het Nederlands Elftal leiden. Historicus Joep Leerssen geeft voor Het Filosofisch Kwintet de term "elite" opnieuw betekenis.

'Al sinds de achttiende eeuw wordt de elite gewantrouwd door burgers, en dat is inmiddels zo ingesleten. De elite heeft daardoor simpelweg minder krediet en autoriteit. Afgunst speelt daar een belangrijke rol bij. Iedereen wil graag bij iets exclusiefs horen, en als je daar buiten valt, word je een beetje zuur.

Maar eigenlijk vind ik het een onzinwoord. Het is ooit opgekomen, naast oudere woorden als "bovenlaag" en "establishment", juist om uit te leggen wat mensen die niet tot de elite behoren, van dingen vinden. Het was ooit een sociologisch concept. Tegenwoordig is het verworden tot een afzetpunt om juist die 'niet-elite kant' aan het woord te laten. Je gaat dan voorbij aan de analytische functie van het woord. Met "elite" wordt dan bedoeld: alles wat het "gewone volk" buiten beeld houdt.

Het standaardverhaal daarbij is dan dat de elite alleen handelt in haar eigen belang. Dat ze probeert om dat tegen alle maatschappelijke veranderingen in veilig te stellen. Dat staat dan weer haaks op het burgerschapsbegrip dat vanaf de achttiende eeuw juist vindt dat je als gezond burger onbaatzuchtig betrokken moet zijn bij de samenleving. Niet je eigen voordeel najagen.'

Op welke manier werd het woord vroeger wel goed gebruikt?

'Aanvankelijk was het een marxiserend [sic] begrip. Als elite had je, ongeacht of je al dan niet aan de macht was, het vermogen om je privileges in stand te houden. De Franse socioloog Bourdieu heeft die mechanismes verfijnder in kaart gebracht. Hij beschreef de culturele elite als bezitters van cultureel kapitaal, in plaats van economisch kapitaal. Dat kan ook om opleiding gaan. Door scholing of cultivering kun je onderdeel worden van een elite. Er zijn dus verschillende soorten elites.

Dat maakt ook dat bepaalde elites verschillende of zelfs strijdige agenda’s kunnen hebben. Kijk bijvoorbeeld naar industriëlen en hoogopgeleiden. Dat kun je uitleggen als ondernemers versus links, even kort door de bocht. Hun twistpunt is of de samenleving meer heeft aan het dereguleren van ondernemerschap of aan goed onderwijs voor kinderen en jongeren.'

Hoe klinkt dat wantrouwen tegen de elite uit de achttiende eeuw nu door?

'Je ziet in de achttiende eeuw dat elites worden gezien als ontwortelde kosmopolieten. De Hollandse kost is niet goed genoeg meer, ze reizen maar wat af door Europa en doorspekken hun taalgebruik met buitenlandse woorden. "Parbleu!" Zo ontstaat een natuurlijke vijand van het volk, dat nog wel weet bij welk land het hoort.

Tegenwoordig benadert het populisme de elite nog steeds als die ontwortelde wereldburgers en jetsetters. Baudet hekelt die vermeende voorkeur voor het internationale boven het eigene, nationale, en noemt het “oikofobie”.

In het populisme worden anti-elitair denken en anti-kosmopolitisch denken voortdurend over één kam geschoren. Het populisme is een soort wisselstroom die vijftig keer per seconde van doel wisselt. De ene keer zijn ze tegen elite, dan weer tegen buitenlanders. Als een hoogopgeleid iemand zegt dat we niks hebben aan dat xenofobe paniekzaaien over migranten, kun je als populist onmiddellijk zeggen: "Maar jij zit hier niet in de Schilderswijk, met je dure Tesla."

Die wisselstroom heeft te maken met die dubbele betekenis van het woord volk. Enerzijds is het volk de laag onder de elite. Anderzijds is het een cultuurgemeenschap waar immigranten niet bij horen. Dat woord zet zich dus af tegen vreemdelingen, en tegen elite. Daarmee komen vluchtelingen en elite in dezelfde volkse "anti"-retorica.'

Over Joep Leerssen

Joep Leerssen is hoogleraar Moderne Europese Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zijn onderzoek naar cultuurnationalisme leverde hem in 2008 de Spinozapremie op. In 2018 verscheen de Encyclopedia of Romantic Nationalism in Europe, waar Leerssen redacteur van was.

Heeft de elite nog wel gezag bij al die anti-retorica?

'Er is zeker sprake van een bepaalde afbraak van gezag van de elite. Denk aan de quote rondom de Brexit: “People have had enough of experts.” In de gedachte dat elke stem even zwaar telt, denkt men dat ook elke opinie even zwaar telt. Niemand hoeft nog iets aan te nemen van non-elected elites. Dat is een overblijfsel uit het anti-autoritaire denken uit de jaren zestig. Dat dendert nog steeds door, maar nu in rechtse in plaats van progressieve retoriek.

Persoonlijk merk ik dat ook, als iemand van de intellectuele elite. Als ik iets over cultuurpolitieke kwesties in de media zeg, krijg ik van bepaalde twitteraars steevast het weerwoord dat ik een nepexpert ben. Mijn gezag om over onderwerpen te spreken waar ik veel over gelezen en nagedacht heb wordt daarmee gereduceerd tot zomaar een opinie onder vele.

Het vacuüm dat ontstaat door het verdampen van dat gezag, wordt opgevuld door charisma. Als leiders geen gezag genieten en loyaliteit aanspreken, doen ze dat op charisma. Denk aan Erdogan, Trump en zo nog wat. Trump probeert met gezag te spreken: "Ik ben een zakenman, kijk naar het imperium dat ik kan leiden." Maar dingen waarmee een politicus gezag zou verspelen, zoals domme essays, onfatsoenlijk gedrag of rare tweets, lijken niet meer te tellen. Charisma telt. Daar blijven mensen van houden.

In de jaren twintig sprak socioloog Max Weber er al over. We hadden vóór 1900 twee soorten gezag: dynastiek en institutioneel. Maar charismatisch gezag is er als nieuwe vorm bijgekomen, zag Weber. Ik denk dat hij die visie juist had. Mensen worden nu overtuigd op andere dan autoritaire gronden. Het gaat erom hoe je overkomt, niet wat je zegt. Bij televisieprogramma’s hoor je dat ook steeds vaker.'

Wat heeft dat tot gevolg?

'Ik denk dat de samenleving te belangrijk is om aan idioten over te laten. Elites heb je nodig. Je kan wel zeggen dat de bondscoach van het Nederlands Elftal onderdeel is van de elite en dat we het team beter democratisch kunnen samenstellen, maar of je daar wedstrijden mee wint…

Sommige mensen kunnen bepaalde dingen nou eenmaal beter. Niemand zal beweren dat Baudet, Gerard Joling, Antoine Bodar of Matthijs van Nieuwkerk een brug kan ontwerpen. Daarvoor moet iemand gestudeerd hebben, net als een arts die een patiënt moet genezen of een piloot die een vliegtuig veilig van A naar B moet brengen. Dat kan je niet met een publicitaire uitstraling en een paar klinkende soundbites doen. De vraag is niet zozeer of we behoefte hebben aan nieuwe elite, maar meer hoe je om moet gaan met het verdampen van het krediet van die elite.

Gezag is niet het resultaat van een populariteitsenquête. Soms moeten instituten daarom de mening van het publiek naast zich neerleggen. In de politiek heeft het volk zeggenschap in kwesties zoals de verdeling van rechtvaardigheid en  het verdelen van welvaart. Maar in sommige dingen, zoals de rechtspraak of de volksgezondheid, heeft het volk geen bevoegdheid.'

Samen met Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, politicoloog Sarah de Lange en historicus Philipp Blom was Leerssen te gast in Het filosofisch kwintet. Het gesprek ging over “elite”, één van de woorden waarmee we worstelen. Kijk de aflevering hier terug.

Ook interessant