Opgroeiend in een streng religieus milieu vroeg Huub Brouwer (1989) zich op jonge leeftijd regelmatig af of mensen het kunnen verdienen om naar de hel te gaan. In zijn werk als politiek filosoof blijft hij de rol en betekenis van verdienste bevragen, nu vanuit een economische invalshoek. Want hoe hangt verdienste samen met toeval? En wanneer is iets nu werkelijk je verdiende loon?

Je bent naast filosoof ook afgestudeerd econoom. Je hebt zelfs nog een tijdje in het bankwezen gewerkt.

“Tijdens mijn bacheloropleiding economie wilde ik consultant of bankier worden. Dus liep ik stage bij een bank. Daar was het mijn taak om te kijken hoe we de omzet van een bedrijf zo konden verdelen dat het bedrijf zo min mogelijk belasting betaalde. In eerste instantie dacht ik: is dit wel oké? Na verloop van tijd verdwenen mijn morele bezwaren en ging ik het als een computerspel zien. Totdat ze mij op een gegeven moment een vaste baan aanboden. Toen dacht ik opeens: wil ik dit wel de rest van mijn leven blijven doen? Wat voor een bijdrage maak ik dan aan de samenleving? Op dat moment besloot ik filosofie te gaan studeren.”

Komt je interesse in verdienste door deze ervaring in het bankwezen?

“Ja, hierdoor en door mijn streng religieuze opvoeding. In het gereformeerde gedachtegoed waar ik mee opgroeide zit een sterk meritocratisch idee, namelijk dat goed leven enorm loont. Het levert je een plek in de hemel op. Leef je daarentegen niet goed, dan wacht de hel. Toen al vond ik dat niet heel plausibel klinken. Ik kon mij er niets bij voorstellen dat mensen het konden verdienen om eeuwig te lijden.

Ik zie een parallel tussen religieus denken – je verdient het om naar de hemel of hel te gaan – en de vorm van verdienstedenken van mensen die vrij hard politiek beleid verdedigen. Beide volgen dezelfde logica: ‘Jij hebt zelf slechte keuzes gemaakt, dus nu verdien je het om slecht af te zijn.' Een groot deel van mijn promotieonderzoek ging over de vraag: kun je daadwerkelijk mensen op zo’n harde manier verantwoordelijk houden voor hun handelen? Het antwoord laat zich raden: wat mij betreft niet.”

Wat is volgens jou het probleem van zo’n meritocratie, waarin we worden beoordeeld op basis van verdienste?

“Nou, er valt best wat te zeggen voor de meritocratie. Het is een systeem waar mensen gekozen worden voor banen en beloond worden voor het werk dat ze doen op basis van hoe geschikt ze zijn. Dat heeft veel goede consequenties. Meritocratie in die vorm is best te rechtvaardigen, mits er sprake is van substantiële kansengelijkheid. Alleen wat je nu ziet is dat we doorslaan.”

Wanneer is er volgens jou dan sprake van een teveel aan meritocratie?

“Veel uitkomsten zijn helemaal niet eerlijk, maar berusten op toeval. Een goed voorbeeld van uit de hand gelopen meritocratisch denken zijn de topsalarissen van CEO's. Het is namelijk onrechtvaardig om mensen een extreem hoge beloning te geven op basis van allerlei factoren waar zij helemaal geen controle over hebben. Onderzoek laat zien dat deze topsalarissen samenhangen met het succes van de sectoren en dus niet met het succes van de bedrijven zelf. Bovendien zeggen CEO's: ‘Ik kan mijn salaris wel verantwoorden omdat ik een enorme productieve bijdrage maak.’ Maar ze profiteren enorm van de onderliggende structuur. Als je diezelfde CEO's op een onbewoond eiland zou zetten, dan stellen ze plotseling weinig voor.”

Is meritocratie een politiek-economisch ideaal of is het meer dan dat?

“Oh, ik denk dat het groter is. Wij mensen hebben tragisch genoeg altijd de behoefte om ons te positioneren ten opzichte van de ander – en dat kan in economische termen, maar ook in excellentie op het vlak van sport of vrije tijd. Ik denk dat het voortkomt uit onze behoefte om controle uit te oefenen over de status die we hebben ten opzichte van anderen. En het zou inderdaad heel leuk zijn als we daar controle over hadden – daarom geloven we ook zo graag in de mythe van de meritocratie - maar in de praktijk werkt het zo niet.”

In je onderzoek houd je je bezig met de dubbele betekenis van 'verdienen'.

“In de eerste plaats verdien je je loon sowieso omdat je een contract hebt getekend waarin staat dat je salaris krijgt. Dat betekent nog niet dat je het geld ook in morele zin hebt verdiend. Daarvoor zou het salaris in proportie moeten staan tot de productieve bijdrage die iemand maakt. Wat je vaak ziet is dat deze twee betekenissen van verdienen niet gelijk lopen. Mensen met beroepen die we allemaal belangrijk vinden krijgen vaak slecht betaald. Vorig jaar moest ik geopereerd worden. Toen ik wakker werd en mijn verpleegster vertelde over mijn onderzoek, vertelde ze me haar salaris en hoeveel ze betaald kreeg voor een nachtdienst. Ik schrok van wat ik hoorde. Het is echt vreselijk.”

Hoe lossen we dat op?

“Er is volgens mij geen quick fix. We zullen echt een fundamentele discussie moeten voeren  en blijven voeren over wat voor samenleving we willen zijn. Als je waarde hecht aan goede zorg voor ouderen, dan moet daar geld tegenover staan. Als we graag gelijke kansen willen, dan moet de kwaliteit van het onderwijs op orde zijn. En als je onderwijs echt waardeert, moet je de lonen van leerkrachten verhogen. Al zijn we er daarmee nog lang niet. Want als het werk zo stressvol is dat leerkrachten aan de werkdruk onderdoor gaan, dan krijgen ze alsnog niet wat ze verdienen.”

Het Filosofisch Kwintet over afdwingbaar succes

Kijk aflevering 2: Eigen verdienste?

Onze samenleving is gestoeld op het idee dat eigen verdienste bepaalt hoe ver je het schopt. Of, om met Louis van Gaal te spreken: geluk dwing je af. In deze aflevering onderzoekt Het Filosofisch Kwintet de maakbaarheid van ons persoonlijke leven.

Presentator Clairy Polak spreekt hierover met publicist Dalilla Hermans, filosoof Martha Claeys, schrijver/journalist Joost de Vries en filosoof/econoom Huub Brouwer.

Zondag 17 juli om 12:10 op NPO 1. Lees hier meer over de aflevering en kijk nadien terug →

Ook interessant