Over wat kinderen weten en begrijpen over racisme en discriminatie bestaan veel vooroordelen. Dat ze kleurenblind zijn bijvoorbeeld, en dat je er daarom maar beter niet over moet praten. Judi Mesman, Anne Bakker en Dounia Jari geven praktische tips over hoe dat beter kan.

Vanaf jonge leeftijd internaliseren kinderen ideeën over wat de maatschappij vindt dat goed en beter is. Zo laat het poppenexperiment van de Amerikaanse psychologen Kenneth en Mamie Clark in de jaren dertig zien hoe kinderen aangeleerd krijgen dat een witte huidskleur superieur is.

Als ouder hoop je niet dat je kind iemand anders benadeelt op basis van kleur, maar het kan zijn dat je onbewust signalen afgeeft aan je kind. Een antiracistische aanpak is iets wat continu onderdeel is van de opvoeding.

Hoe zorgen we ervoor dat alle kinderen opgroeien in een samenleving waarin zij zichzelf positief gerepresenteerd zien? Drie deskundigen geven tips om kinderen inclusief op te voeden.

1. Laat verschillende perspectieven zien

"Kinderboeken zijn spiegels en vensters," zegt Anne Bakker. "Door middel van boeken kunnen kinderen zichzelf leren kennen en de wereld om zichzelf beter begrijpen." Bakker is samen met Britta Flinterman oprichter van Tori, een organisatie die zich inzet voor meer diverse en inclusieve representatie in kinderboeken.

In de lijst met boeken die De Nationale Voorleesdagen presenteerden, viel Bakker op dat er weinig tot geen personages van kleur in voorkomen. Dat kan en moet anders, vindt ze. "Onze maatschappij is veel meer divers dan in kinderboeken wordt getoond, daardoor denkt een kind dat alles dat afwijkt van dat getoonde beeld 'anders' is. Als elk kind zich kan herkennen in bijvoorbeeld een superheld, een dokter of een wetenschapper, zien ze dat zij dat ook kunnen zijn."

"Daarnaast zorgen meerdere vensters ervoor dat kinderen empathie kunnen krijgen voor de mensen om zich heen. Meer diversiteit in kinderboeken is daarom niet alleen belangrijk voor kinderen van kleur om zich te herkennen, maar ook voor witte kinderen om meerdere verhalen te kunnen lezen en begrijpen."

Lees bijvoorbeeld deze inclusieve kinderboeken

"Idje wil niet naar de Kapper is een voorbeeld van een boek waar een kind met kroeshaar de hoofdpersoon is. Sommige kinderen vinden het lastig om geen stijl haar te hebben, maar dit boek vertelt een positief verhaal over afrohaar." Maar inclusiviteit gaat over zoveel meer dan kleur, benadrukt Bakker.

"Een mooi voorbeeld vind ik het boek Julian is een Zeemeermin. In dat boek worden zo veel onderwerpen aangestipt. Dat hij graag als zeemeermin door het leven wil, dat hij een bruine huidskleur heeft, dat hij wordt opgevoed door zijn oma… Dat zijn veel verschillende thema’s die je met kinderen kunt bespreken."

"Of het boek Toermelijn, dat gaat over een prinses die gered moet worden door een ridder. Het leuke van dat boek is dat de dapperste ridder die haar redt een vrouw is. Daar kom je achter als ze haar helm afdoet. De prinses en de ridder worden dan verliefd op elkaar."

Pagina uit Julian is een Zeemeermin.

2. Praat met kinderen over racisme

Als je het met je kind over racisme of discriminatie wil hebben, moet je eerst goed bij jezelf nagaan hoe je daar zelf over denkt, zegt Judi Mesman. Zij is hoogleraar Diversiteit in opvoeding en ontwikkeling. "Want je kan wel tegen racisme zijn, maar wat betekent dat in de praktijk? Als je zegt dat iedereen gelijk is, maar ook dat iedereen anders is, en dat juist mooi is, dan is dat geen consequente boodschap waar een kind wat mee kan."

Als het gaat over voeding of mediagebruik zijn ouders vaak veel bewuster, zegt Mesman. Maar op het gebied van inclusief opvoeden missen we dit coherente plan regelmatig. "De grootste misvatting is dat kinderen kleurenblind zijn, en dat je niet over kleur moet praten omdat je dan juist vooroordelen in de hand werkt. Maar kinderen zien wel kleur en maken van jongs af aan onderscheid."

"De omgeving waarin kinderen opgroeien is daarom ontzettend belangrijk. Welke kinderboeken ze lezen, naar welke school ze gaan... Maar ook via andere kanalen, zoals televisie, radio, internet, zien kinderen dat er mensen bestaan die er anders uitzien dan zijzelf. Al die media spelen een rol."

Daarnaast worden kinderen meer beïnvloed door impliciete signalen dan wat je zegt tegen kinderen. Mesman licht toe: "Als je zegt dat jongens en meisjes hetzelfde kunnen en dat het niet uitmaakt wat je bent, maar je zegt tegen je dochter regelmatig dat ze er mooi uitziet, maar niet tegen je zoon, dan is de boodschap wel duidelijk. De boodschap is dan dat uiterlijk ertoe doet voor meisjes en niet voor jongens, ook als je dat niet hardop zegt."

Hoe ga je het gesprek aan?

"Als je kind zelf slachtoffer wordt van racisme, is de eerste reactie van een ouder niet heel anders dan wanneer het kind gepest wordt. Behalve dat je het vervolgens ook kan hebben over de structuren die een rol hebben bij discriminatie. Dat het niet over één persoon gaat, maar over hele groepen."

"Er zijn vaak genoeg aanleidingen om het over racisme en discriminatie te hebben, zoals de Black Lives Matter-beweging of de toeslagenaffaire waar etnisch profileren een rol speelde. Probeer niet het gesprek uit de weg te gaan omdat je het ongemakkelijk vindt. We kunnen het als mens niet helpen dat we vooroordelen hebben over de ander, dat heeft iedereen. Maar als je het belangrijk vindt om racisme en discriminatie tegen te gaan, dan is het goed om zelf alert te zijn. Iedereen heeft blinde vlekken, maar daar kritisch op zijn, dat is stap één."

3. Stimuleer het bewustzijn

Dounia Jari geeft in Rotterdam anti-racismeles op basisscholen, als onderdeel van het bevorderen van burgerschapsonderwijs van anti-discriminatie-organisatie Radar en in opdracht van gemeente Rotterdam. Volgens Jari moeten we af van het idee dat kinderen zich nog niet bewust zijn van racisme en discriminatie. “Vanaf dat ze kleuters zijn krijgen kinderen te maken met uitsluiting. Het is heel raar dat kinderen het wel al meemaken, maar er niet over kunnen meepraten. Volwassenen moeten zich dat echt beter realiseren."

De lessen die Jari geeft, beginnen in de lagere klassen met het voorlezen van boeken over diversiteit en uitsluiting. Daarna stelt ze daar vragen over aan de kinderen. In de hogere klassen geeft ze meer kennis door, in de vorm van een presentatie, maar ook door workshops te geven. "Wanneer we het hebben over respect, gaan we bijvoorbeeld regels opstellen met de klas. Hoe ga je ervoor zorgen dat je respectvol met elkaar omgaat? Het is in zulke workshops belangrijk dat je aansluit bij de leefwereld van de kinderen, maar ook dat ze voelen dat ze verantwoordelijkheid dragen voor een goede sfeer in de klas. En daarmee ook buiten de klas."

Het valt Jari op dat kinderen al heel vroeg weten wat discriminatie is, al vanaf groep vijf of zes. Maar ook dat zwarte kinderen daar vaker meer kennis over hebben dan witte kinderen. "Wat vaak vergeten wordt, is dat kinderen opgroeien met technologie en daardoor al op heel jonge leeftijd worden blootgesteld aan maatschappelijke vraagstukken. Zij horen ook over alles wat speelt in het nieuws en zijn maatschappelijk bewust. Het gaat er daarom vooral om dat je – net als bij volwassenen – in gesprek gaat over hoe we met elkaar leven. Het bewustzijn is er vaak al, maar wat doen we daar dan mee? Daar moet het over gaan."

Dit is ook interessant