Journalist van het jaar 2018 Kim van Keken schreef samen met haar collega Dieuwertje Kuipers Kies Toch Niet Steeds de Kant van de Macht, waarin ze de parlementaire pers de les lezen.

Ze roepen journalisten op minder te leunen op wat voorlichters hen voorschotelen, maar zelf te bepalen wat het verslaan waard is. Om minder nadruk te leggen op de poppetjes, en meer aandacht te besteden aan dossiers.

Die kritiek neemt niet iedereen in het wereldje haar in dank af. In aanloop naar dit interview bel ik een paar collega’s uit de Haagse journalistiek. Tot mijn verbazing beginnen twee van hen afzonderlijke van elkaar over Van Kekens liefdesleven. Ze zou jarenlang een relatie hebben gehad met een woordvoerder van D66.

Van Keken zelf lijkt er niet van onder de indruk. Ze grinnikt en zegt: “Ik sta nergens van te kijken. Eerder ging de spin dat ik een alcoholist was en een aan lagerwal geraakte alleenstaande moeder. Volgens mij zegt het genoeg dat niemand ons inhoudelijk van repliek dient, maar het plotseling gaat over een relatie die ik jaren geleden had, en waar ik altijd open en eerlijk over ben geweest.”

Waarom maak je zoveel gif los?

“Dat doet iedereen die van binnenuit kritiek levert op de parlementaire pers. Toen Peter Middendorp dat in De Pers deed, werd hij ook gefileerd. Iedereen las zijn columns. Net zo lang tot ze één feitelijke onjuistheid tegenkwamen. Dat werd vervolgens aangegrepen om hem weg te zetten als iemand je niet serieus hoefde te nemen. Joris Luyendijk schreef met Je hebt het niet van mij een scherp boek over het Binnenhof en werd afgeserveerd omdat hij er maar vier weken had rondgelopen.

Onze kritiek komt grotendeels overeen met wat Middendorp en Luyendijk jaren geleden al schreven. Dat maakt het des te pijnlijker: steeds wordt de boodschapper aangepakt, nooit het probleem.”

De enige collega die ik sprak die jullie boek daadwerkelijk gelezen had, vond het wel erg negatief.

“Terwijl er ook goede dingen gebeuren? Aan parlementair journalisten in Den Haag vraag ik: als jullie de VVD de maat nemen in een stuk, begin je dan met een uiteenzetting van drie alinea’s over wat er allemaal goed gaat? Kom op zeg. Wat een bizarre houding. Wees eens niet zo gekrenkt. Als politici zich zo kleinzerig zouden gedragen, was de wereld te klein geweest. Ik vind het jammer dat onze beroepsgroep over alles en iedereen een grote bek heeft, maar amper in staat is tot zelfreflectie.”

De beroepsgroep heeft het objectief gezien toch niet makkelijk? Hij moet het opnemen tegen een alsmaar uitdijende horde van woordvoerders.

“Wij zijn zelf te afhankelijk geworden van die woordvoerders. Wij willen telkens dat interview. Terwijl je ook zou kunnen denken: dan spreek ik Pietje Puk toch lekker niet. Als er serieuze vragen liggen, zullen ze die toch moeten beantwoorden. Of niet, ook prima, dat ontploft dan vanzelf in hun gezicht. Weet je wat het is, wij hebben woordvoerders niet nodig. Er zijn zoveel documenten en debatten elke dag. Het enige wat je met een voorlichter zou moeten is vragen om wederhoor.”

Hoe was dat toen jij er destijds zelf ging werken voor de Volkskrant?

“Het zoog me helemaal op, ik vond dat ik iets superbelangrijks deed. Het is een soort schoolcampus. Je komt elkaar tegen, je drinkt een biertje met elkaar, het is gezellig. Ik maakte onderdeel uit van een wereldje en genoot daarvan. Je wordt opgeslokt door jargon, eigent je gewoontes toe. Als je oudere collega’s vraagt waarom het werkt zoals het doet, antwoorden ze dat het al jaren zo gaat. Op een gegeven moment hoorde ik mezelf dat woordelijk zeggen tegen een nieuwsgierige jonge collega.

Als ik een primeur had, of opening krant, kreeg ik van alle kanten schouderklopjes. Wat dat betreft is het juist een ontzettend collegiale omgeving. In die tijd stond ik zelf ook niet altijd even open voor kritiek. Ik heb er vijf jaar gezeten. Pas toen ik weg was begon ik me af te vragen: wat heb ik al die tijd zitten doen?

Toen ik in Den Haag zat, hoorde ik dat Jan Marijnissen bij de SP zou vertrekken. Eén bron is geen bron, dus ik heb het op een bellen gezet. Dat leverde niets op, ik kreeg het niet rond. Het bleek wel te kloppen. Toen ik Marijnissen later sprak, begon hij er zelf over. ‘Je was erop aan het jagen, hè? Als je het had gepubliceerd, had ik mijn vertrek een paar maanden uitgesteld. Ik bepaal zelf wanneer ik wegga.’

Toen drong het tot me door hoe dom dit spelletje eigenlijk is. Wat maakt het nou uit wie als eerste meldt dat Marijnissen weggaat? Daar ben je dan dagen mee bezig. En wat zegt het? Journalisten willen altijd de eerste zijn, het maakt eigenlijk niet eens uit waarover. Ik betwijfel of ze lezers of kijkers daar een plezier mee doen.”

Wat lees of kijk je zelf eigenlijk graag?

“Ik ben gek op Het Financieele Dagblad, om de doodeenvoudige reden dat zij daadwerkelijk dossiers volgen. Zij wisten allang dat Wopke Hoekstra helemaal niet zo goed is. Die kijken naar hem als minister van Financiën, naar wat hij gedaan heeft gekregen. Politiek verslaggevers zijn gefixeerd op de machtsverhoudingen binnen een partij, en op hoe iemand overkomt. Dat duiden heeft wel veel waarde gekregen, terwijl het niet per se journalistiek is. Het heeft vaak weinig van doen met nieuwsgierigheid of willen uitzoeken hoe iets zit.

Waarom moet er elke dag bij Nieuwsuur een duider vertellen hoe iets zit? Daardoor word je ook kwetsbaar voor voorlichters die je iets influisteren. Maak liever een reportage. Er zijn zoveel leuke debatten in commissiezaaltjes. Op tv zie je vaak alleen die grote debatten waar iedereen elkaar voor nazi uitmaakt. Terwijl er ondertussen overal in Den Haag veel gebeurt en keihard wordt gewerkt. Wij als media hebben er zelf een circus van gemaakt.”

Dit is ook interessant