Je identiteit is meer dan je huidskleur. Toch focussen we op die kleur sinds de recente opleving van de Black Lives Matter-beweging, merkt Nathan de Vries die voor ons de podcast Niet zo Zwart-wit maakt. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen met een migratieachtergrond toch in al hun gelaagdheid worden gezien? HUMAN besprak het met onderzoeker Mehmet Day, die ook een boek aanraadt dat HUMAN-vrienden kunnen winnen.

Vragen als 'wie ben ik' en 'waar wil ik bij horen' zijn universeel voor alle jongeren en het zoeken naar antwoorden hierop is voor hen allemaal een ontwikkeltaak. Maar voor jongeren met een migratieachtergrond is dit vaak lastiger. Vanuit huis hebben zij een cultureel referentiekader meegekregen en bepaalde (sociale) regels aangeleerd, waar ze een deel van hun identiteit aan ontlenen, maar daarbuiten leven ze in een andere, veelal witte, wereld.

Mehmet Day is werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut en verbonden aan het Kennisplatform Inclusief Samenleven. Day onderzoekt de identiteitsontwikkeling bij deze jongeren en kijkt hoe zij omgaan met de verschillende werelden waarin ze zich begeven. Volgens hem zou het onderwijs een belangrijke rol kunnen en moeten spelen in het ondersteunen van de zoektocht naar identiteit en kan dit ook bijdragen aan een breder besef van de volledige, gelaagde identiteit van mensen van kleur. “We leven in een land waar veel jongeren met deze identiteitszoektocht worstelen. We moeten daar als samenleving aandacht aan besteden.”

Niet zo Zwart-wit

In de zesdelige podcast Niet zo Zwart-wit gaat Nathan de Vries op zoek naar nuance op het gebied van racisme en diversiteit. De mediamaker gaat in gesprek met onder andere zijn moeder, Natasja Gibbs en Kiza Magendane. Luister de podcast op Spotify, RSS, Apple Podcast, Google Podcasts en alle andere podcastplatforms.

Waarom is de zoektocht naar de etnisch culturele achtergrond belangrijk?

“Door bijvoorbeeld op zoek te gaan naar verhalen van je ouders en voorouders, kun je betekenis geven aan hoe het voor jou is om bijvoorbeeld Turkse Nederlander te zijn. Wanneer je hier duidelijk zicht op hebt, draagt dat bij aan een gezonde en positieve identiteitsontwikkeling. En daarvan weten we uit onderzoek dat het samenhangt met psychisch welzijn, minder stress en minder depressie.

Vaak zien we dat ze op late leeftijd meer worstelen met identiteitsontwikkeling, als jongeren vanuit huis weinig hebben meegekregen over hun culturele achtergrond. Bijvoorbeeld over Marokkaanse normen en waarden. Ze kunnen het Marokkaanse deel van hun identiteit dan namelijk lastig plaatsen. Dus de zoektocht naar hun achtergrond heeft echt impact op de ontwikkeling en het sociale leven van jongeren. Daarnaast kan het je ook helpen een goede verbinding te maken met de verschillende leefwerelden waar je mee te maken hebt.”

Wat bedoelt u precies met zo’n verbinding maken?

“De thuissituatie van jongeren met een migratieachtergrond verschilt vaak met de cultuur waar ze in andere omgevingen mee te maken krijgen, bijvoorbeeld op school. En ook als ze op vakantie gaan naar hun land van herkomst lopen ze er vaak tegenaan dat ze niet worden gezien als volwaardig Turks, Marokkaans, Surinaams, maar als ‘de Europeaan’. Ze zitten in een soort inbetweenness en gaan daardoor op zoek naar wat de verschillende onderdelen van hun identiteit betekenen en ook hoe je ze bij elkaar kan brengen.

Je hebt allerlei strategieën om dat te doen. In mijn onderzoek kijk ik bijvoorbeeld naar de zogenoemde hybride identiteitsstrategie, die je inzet in een context waar beide culturele achtergronden welkom zijn. Zo spreken sommige groepen de Nederlandse taal met Turkse woorden tussendoor. Maar je hebt ook de alternating-strategie, waarbij je in verschillende contexten de ene deelidentiteit op de achtergrond houdt en de ander juist expliciet naar voren schuift.”

En dan stop je dus een deel van je identiteit weg?

“Ja. In een interessant onderzoek van de VU werd gekeken naar de tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders en hoe ze het op de arbeidsmarkt doen. Simpel gezegd was de uitkomst dat ze het eigenlijk steeds beter doen. Maar wat opviel, was dat de respondenten met wie het qua baan goed ging, zeiden dat ze een deel van hun identiteit thuis moesten laten als ze ’s ochtends van huis weggaan. Zo kunnen ze beter bij de cultuur op het werk aansluiten. Je kunt je afvragen of dat een ideale situatie is.”

Wat vindt u?

“Ik vind van niet. Natuurlijk kan je er niet omheen dat op veel werkplekken de grootste groep bestaat uit mensen met een Nederlandse achtergrond, en dat bijbehorende sociale en culturele codes de boventoon voeren. Maar je moet je er wel van bewust zijn dat dit bij-effecten heeft. Als iemand niet zichzelf kan zijn op het werk, heeft dat gevolgen voor de ontwikkelkansen en ook de duurzaamheid van iemands positie, zeg maar of iemand lang bij deze werkgever wil blijven. Ik denk dus dat we niet alleen moeten kijken hoeveel mensen een baan hebben als we het hebben over de positie van mensen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt, maar ook over of de arbeidsmarkt echt een inclusievere plek wordt.”

Hoe kunnen we zorgen voor een inclusievere omgeving?

“Ik ga dan weer even terug naar mijn eigen expertise, jeugd en onderwijs. Wanneer we naar leerlingen met een migratieachtergrond kijken, is dat voornamelijk vanuit een soort tekortkomingsidee. Leerlingen komen uit een ander milieu dan wat gangbaar is op school, waardoor ze vaak minder goed kunnen meekomen, is vaak de redenatie. De thuisomgeving wordt zo eigenlijk tot ‘de schuldige’ gemaakt.

Maar als je bijvoorbeeld kijkt naar de taalontwikkeling van een kind dat thuis geen Nederlands spreekt: het Nederlands is daarbij misschien minder ontwikkeld dan bij een kind dat thuis wel Nederlands spreekt, maar aan de andere kant spreekt dit kind wel twee talen. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat het absolute aantal woorden dat hij of zij spreekt meer is dan een kind dat maar één taal spreekt. Vanuit scholen is hier meestal weinig waardering voor. ‘Die tweede taal, die spreek je maar thuis, dat is niet belangrijk op school,’ leert een kind dan.

Als onderzoeker op het gebied van identiteitsontwikkeling vind ik het interessant om te kijken wat dat met een kind doet. Dat je je hele leven lang, zelfs op school, misschien niet altijd expliciet, maar vaak wel impliciet hebt meegekregen dat de taal die je kent en de cultuur waarin je thuis leeft er op school niet toe doen. Zeker, de Nederlandse taal is essentieel voor de kansen van jongeren en uiteraard moeten kinderen die goed blijven leren. Maar het gaat erom dat het belangrijk is dat vanuit onderwijs de kennisbronnen die een kind vanuit huis meebrengt en die bepalend zijn voor zijn of haar identiteit, ook gewaardeerd worden.”

Zijn er nog meer manieren waarop het onderwijs de identiteitsontwikkeling kan stimuleren?

“Ook in geschiedenislessen zou je als docent bijvoorbeeld kunnen kijken wie er bij je in de klas zitten, en daar je lessen op aanpassen. Leerlingen met een migratieachtergrond leren zo dat geschiedenis ook iets van hen is en dat de verhalen die zij kennen niet alleen iets is van thuis, maar dat het ook op school hoort.

Daarnaast zijn we nu op verschillende scholen in het land bezig met een lessenreeks over identiteit, ontwikkeld door vooraanstaande wetenschappers op dit thema, die bedoeld is om een bijdrage te leveren aan de identiteitsontwikkeling van jongeren. In deze lessen gaan de leerlingen diep in op vragen wie ze zijn en waar ze vandaan komen, waardoor ze worden getriggerd een verhaal over zichzelf te vormen. Deze verhalen delen de leerlingen met elkaar en dat kan ze ook dichter bij elkaar brengen.”

Tekst gaat verder na afbeelding

In onze serie Klassen volgen we achtstegroepers vlak voor het eindadvies voor de middelbare school. Hier zien we een van de hoofdrolspelers, Anyssa, in haar klas.

Hoe brengt dat leerlingen dichter bij elkaar?

“Ik was laatst in een klas in Utrecht waar een soortgelijke les werd gegeven. Een heel diverse klas, waarin je duidelijk zag dat de Marokkaans-Nederlandse jongeren bij elkaar zaten, de Turks-Nederlandse, de Nederlands-Nederlandse. Je kon zien dat het klasgenoten waren die verder eigenlijk geen onderling contact hadden.

Op een gegeven moment vertelde een van die jongens dat zijn opa ergens in Drenthe burgemeester was geweest. Veel van de anderen vonden dat best wel gaaf, en dat was aanleiding voor hen om met elkaar in gesprek te gaan. Het is natuurlijk maar één voorbeeld, maar die onderlinge gesprekken kunnen wel voor sociale cohesie en binding met de school zorgen, wat ook weer tot betere schoolprestaties kan leiden.

Daarnaast geeft het de jongeren een genuanceerder beeld van hoe mensen zijn, in plaats van dat ze alleen kijken naar de buitenkant van iemand. Dat kan er wellicht in de toekomst aan bijdragen dat je iemand niet gaat reduceren tot zijn of haar kleur.”

Tot slot: U raadt onze vrienden het boek Brit(ish) aan. Waarom?

"Sowieso vind ik het een goed geschreven, af en toe ook komisch boek. Maar een van de redenen dat ik het zo bijzonder vind, is dat de schrijver Afua Hirsch dit mede is gaan schrijven omdat ze - toen zij zelf jong was - graag een dergelijk boek had willen lezen, maar dit niet voorhanden was. In het boek vertelt ze over de zoektocht naar wat haar Afrikaanse roots voor haar betekenen.

Ze is Brits, met Britse ouders, maar toch blijft ze steeds de vraag ‘waar kom je nou echt vandaan’ krijgen, waardoor ze het gevoel krijgt er niet helemaal bij te horen. Ze gaat voor een tijdje in onder andere Ghana wonen, om te ontdekken wat dat land voor haar betekent. Maar daar komt ze erachter dat ze er ook niet helemaal bij hoort en dat ze zich eigenlijk toch vrij Brits voelt. Je volgt daarin heel goed haar worsteling.

En ik vind het interessant hoe ze beschrijft dat wat ‘Brits-zijn’ is, in crisis verkeert. Want wat is ‘Brits’ tegenwoordig eigenlijk? Dat kan je denk ik ook op het Nederlands-zijn toepassen. Veel jongeren die ik spreek, weten eigenlijk ook niet goed wat het voor hen betekent om Nederlands te zijn en nemen het label dat hun ouders hebben over.

Zo was er een jongen die ik sprak en hij zag zichzelf echt als Turks. Toen ik hem vroeg waarom, kreeg het gesprek een andere wending. Hij begon te vertellen dat zijn Turks eigenlijk vrij slecht was en dat zijn moeder af en toe Turks kookte maar ook weer niet vaak. Toen hij er langer over nadacht, zei hij: ‘Ik doe altijd mijn schoenen uit als ik naar binnen kom.’ Dat was uiteindelijk zijn voornaamste reden om zichzelf als Turks te zien.

Ik kom vaak tegen bij jongeren dat ze niet hebben nagedacht over de labels die ze opgeplakt krijgen en niet weten hoe ze van hun verschillende deelidentiteiten een coherent geheel kunnen maken. En dat is zeker geen verwijt naar hen toe. Veel jongeren zijn op zichzelf aangewezen en moeten het met vallen en opstaan allemaal zelf uitzoeken, in een omgeving die niet helpend is. Terwijl ik zou zeggen: we leven in een land waar veel jongeren met deze identiteitszoektocht worstelen. We moeten daar als samenleving aandacht aan besteden.”

Win een exemplaar van Brit(ish)

Onder vrienden van HUMAN verloten we vijf exemplaren van Brit(ish), (Nederlandse titel: Waarom Ras ertoe doet) van Afua Hirsch. Reageer vóór 7 april 2022 om kans te maken.

Luister Niet zo Zwart-wit

Naast presentator Natasja Gibbs, politicoloog Kiza Magendane en acteur Tarikh Janssen, spreekt Nathan de Vries in Niet zo Zwart-wit ook met cabaretier Glodi Lugungu, stadsdichter van Groningen Myron Hamming, psychiater Forugh Karimi, én zijn eigen moeder.

Benieuwd? Luister nu de hele podcastserie Niet zo Zwart-wit in je favoriete podcast-app. 

Ook interessant