Derek Fidler (30) is designer in Silicon Valley bij een techbedrijf dat apps ontwikkelt voor daklozen. We vroegen hem zijn belangrijkste les in Griekenland op papier te zetten.

In nog geen week kom ik op tv. Mijn vriend Hicham belde me om me te vertellen over What’s the Right Thing to Do: ‘Het is een Nederlands programma over filosofie, dat wordt opgenomen tussen de ruïnes van een oud-Grieks dorp aan zee.’ Ik dacht dat het een grapje was, alsof hij mijn Facebook-posts had gelezen en daarna een tv-programma had verzonnen waarvan hij dacht dat ik het wel zou kijken. Maar hij zei dat hij mijn aanmelding al had ingediend en dat ik me klaar moest maken om een ster te worden.

Ik ben altijd degene achter de camera geweest: hard aan het werk, met gebogen hoofd, onzichtbaar. Als ik voor een menigte moet spreken, begint mijn hoofd te bonzen, gaan mijn palmen zweten, wordt mijn keel droog en mijn geest een brij. Op feestjes steelt mijn vriendin altijd de show; ik sta het liefst in de hoek op samenzweerderige toon over economie en anti-kapitalisme te praten. Hoe moet ik voor de camera verschijnen om de wereld te overtuigen van het gevaar van ongetemd kapitalisme? Om mijn eigen politieke transformatie van libertariër naar degrowther over te brengen, of op z’n minst te bewijzen dat er nog steeds aardige Amerikanen bestaan?

Ik haat globalisering en het hele idee van grote, impactvolle, one-size-fits-all oplossingen die zo ongebreideld zijn in Silicon Valley. Maar is deelname aan een tv-programma niet vooral show, zonder echte verandering te bewerkstelligen?

Ik wil niet dom overkomen, maar ik weet niets van dat waar we over gaan praten. Nee, dat is een leugen. Mijn vrienden noemen me Derekpedia als ik tijdens onze gesprekken weer eens te veel praat over ieder willekeurig stukje trivia; maar mijn brein fluistert deze leugen iedere nacht voor ik ga slapen in mijn oor. Ik probeer iets briljants te verzinnen om in een soundbite van 20 seconden te zeggen - waarschijnlijk volledig uit de context -, en niet vreselijk saai over te komen. Ik haal mijn trouwe studiemateriaal erbij: gedateerde uitgaves van New Philosopher, Micah White’s End of Protest, en mijn bijbel, Degrowth: A Vocabulary for a New Era. Ergens, hoe dan ook, zal ik een klein beetje wijsheid vinden die ik met de wereld kan delen.

Een week later zit ik in het Amphiareion van Oropos en vraagt filosoof Michael Sandel me waarom ik hier ben. Mijn hart bonst. Mijn zicht beperkt zich tot twee speldenprikgaatjes, gevuld met zijn ongelovige, starende blik. Ik probeer me het antwoord te herinneren dat ik twee dagen geleden had voorbereid op deze vraag. Het komt niet. ‘Ik denk dat mondiaal kapitalisme het grootste probleem is waar de wereld voor staat, en ik ben hier om te bespreken hoe we dat probleem kunnen oplossen’, flap ik eruit. Ik zie een paar knikkende hoofden en hoor hier en daar wat gegrinnik. Professor Sandel grijnst en gaat verder. Tot zover mijn voorbereidingen. Ik opereer vanaf nu volledig op instinct. 

De opnames beginnen in alle ernst. Met een paar subtiele zetjes in de goede richting van de professor, bespreken we met z’n 21en de ethiek van corporate surveillance alsof het een normaal, alledaags gesprek is. Ik begin me te ontspannen. De camera is op mij gericht en ik merk het niet eens. Ik zeg zelfs een aantal slimme dingen, geloof ik. Het beste gedeelte is dat het voelt alsof ik mijn mededeelnemers beter leer kennen: hun beweegredenen, uitdagingen in het leven, wat ze doen en hoe ze denken.

(tekst loopt verder onder foto)

Het doet me denken aan mijn kindertijd, toen ik als kind opgroeide in drie culturen. Mijn moeder is Taiwanees, mijn vader Amerikaans. Mijn zus en ik groeiden op in Europa, Azië, en later de Verenigde Staten. Altijd omringd door mensen van over de hele wereld, maar zonder ooit helemaal bij een gevestigde gemeenschap te horen. Maar daar, in de donkere schaduwen van het Griekse amfitheater, voel ik me thuis tussen deze groep buitenlanders. Die net als ik zich genoodzaakt voelen om de wereld te verbeteren. En die gek genoeg waren om zonder verwachtingen naar Griekenland te vliegen en hun hart volledig open te stellen om te praten met vreemden.

Een paar dagen later ben ik weer thuis in San Francisco, tussen de dagelijkse uitdagingen van extreme inkomensongelijkheid, hyperkapitalisme en ruw Amerikaans individualisme. Het is een harde plek om verbonden te zijn met de wereld en elkaar, ondanks het feit dat we onszelf op de borst kloppen voor wereld-verbindende technologieën als Facebook en de iPhone. Van onze door apps gefaciliteerde interacties, tot onze ‘self-made’ CEO president, tot onze ‘trek jezelf uit het moeras omhoog’-aanpak van het sociale vangnet: zo veel van onze Amerikaansheid berust op de barrières die we tussen elkaar hebben opgericht.

Maar ik heb een hernieuwde waardering gevonden voor de kracht van het bescheiden gesprek. Als maatschappelijk ontwerper is het mijn taak om me in de schoenen te plaatsen van de meest kwetsbaren van onze samenleving. Aan het einde van een workshop met daklozen blijf ik niet langer achterin zitten achter mijn computer, maar neem ik deel aan het gesprek om te leren over hun favoriete koks bij de lokale voedselvoorziening. Ik realiseer me dat ik nooit op deze manier met hen over hun dagelijkse levens praat. Ik wil hun problemen oplossen, maar stel mezelf nooit volledig open voor hun wereld. Deze fout herken ik nu in mezelf, en ik probeer het actief te veranderen, want het is the right thing to do.