"In Sprekend Nederland zie je het verloop van een inspraakavond voor verontruste bewoners over de komst van een groep (of twaalf) statushouders in Hoogvliet. Daar wordt de angst en weerzin tegen nieuwkomers zichtbaar. De gemeente had een tussenpersoon ingehuurd, die tussen de gemeente en de bewoners kan bemiddelen. De tussenpersoon legt het beleid rustig aan de aanwezigen uit en beantwoordt vragen, zonder dat het persoonlijk kan worden, omdat hij het beleid niet heeft gemaakt. Niettemin krijg je een sfeer waarin het toch een beetje uit de hand loopt. De buurtbewoners vragen naar Kalasjnikovs die in hun wijk gesignaleerd zouden zijn. Kalasjnikovs zijn hier verboden. Die koop je niet in Nederland. Die haal je in Rusland, of in het Midden-Oosten. De associatie met terrorisme is meteen gemaakt. Met een windbuks kan je ook nog konijnen gaan schieten, met een Kalasjnikov niet. Dus dat werkt ook sterk op een psychologisch niveau. Zo zie je de werking van groepsprocessen bij mensen zich voltrekken, waarbij emoties elkaar versterken en voeden.
De bewoners vragen het onmogelijke: wie garandeert onze veiligheid? Dat kan je niet garanderen, met of zonder nieuwkomers, en die garantie wordt dus ook niet gegeven tijdens de bijeenkomst. Als er iets gebeurt, komt er politie, en wordt er volgens de standaardprocedures onderzoek naar gedaan.
Wat je hier ziet, is het gevoel van: niet in mijn achtertuin. Niet in Nederland. Wij horen over dat gevaar, en nu komt het zo dichtbij, dat we daar wel bang voor moeten worden. Mensen praten zichzelf een uitvergrote angst aan, terwijl als het erop aankomt, niemand angstig over straat loopt. Ze gaan gewoon naar hun werk of naar de supermarkt.
Het idee dat er zomaar andere mensen bij komen die aanspraak kunnen maken op de rechten van onze samenleving blijkt lastig verteerbaar, zelfs als ze gevlucht zijn voor oorlog. De bezorgde bewoners zijn geworteld in Hoogvliet, en weten zich geen raad met nieuwe mensen die de taal niet spreken en niet dezelfde gewoonten hebben. Ze komen ze tegen op straat en weten niet of ze ze moeten groeten. Het is dus niet alleen de Kalasjnikov, maar ook de angst voor integratie en het onvermogen over de vraag: wat moeten we met die mensen? Hoe kunnen we van een zij ook een wij maken?
Ze denken niet dat het gaat lukken. Maar ze hebben er ook geen zin in. Op de uitnodiging om eens langs te komen om kennis te maken, geeft een van de aanwezigen het antwoord dat hij ze al kan zien vanuit het keukenraam, en niet geïnteresseerd is in een onmoeting. Deze mensen zeggen: liever niet bij ons, hou het ver van mijn bed."