Lage werkloosheid, hoge gelukscijfers, tolerantie en vrijheid van meningsuiting: Nederland lijkt het gedroomde land. In de Human-documentaire Sprekend Nederland kijkt filmmaker John Appel of het hier inderdaad zo van een leien dakje gaat.

In een caleidoscoop van speeches en samenkomsten zien we Nederlanders die allemaal op hun eigen manier Nederlands zijn. Van volkskroeg tot Koninklijk Paleis, en van de uitreiking van het Nederlanderschap na inburgering, tot een Pegida-demonstratie. We spraken documentairemaker John Appel voorafgaand aan de première van de film op het Nederlands Film Festival van 2018.

Wat komen we over Nederland te weten als we deze film kijken?

"Nederland is een van de meest welvarende landen ter wereld. Hoe uiten wij ons geluk en onze welvaart? Het was geen vraag, maar een gegeven, dat wij ons geluk vredig uiten binnen eigen club. Maar het bereikt de ander nooit. Dat zie je bijvoorbeeld bij de Ieder1 manifestatie, waarbij tolerant Nederland de rest probeert te overtuigen dat Nederland voor iedereen is, en er alleen mensen de straat opgaan deze mening al aangedaan zijn. Maar die hoef je niet te overtuigen. Pegida staat er niet tussen. Omgekeerd staat er bij Pegida-demonstraties geen enkele Ieder1-aanhanger. Het zijn allemaal eilandjes.

De uiting van ons geluk is onlosmakelijk verbonden met de uiting van onvrede. Hoe ventileren we onze ongenoegens? De film laat beide kanten naast elkaar bestaan, zonder ze als zwart/wit tegenover elkaar te zetten. Dat wordt mogelijk door de vorm van de film, waarin toespraken de kapstok vormen om een portret van Nederland te schetsen, zonder hoofdpersonen en zonder voice-over. Het beeld dat ontstaat is dat van een lappendeken van Nederland, waarin mensen met hun eigen clubje samenkomen om te vieren of om te klagen. De identiteit van Nederland blijkt niet vastomlijnd, maar wordt binnen al deze verschillende samenkomsten vormgegeven.

Je kan er niet omheen dat het idee dat wij zo’n leuk klein kikkerlandje zijn, op dat hele kleine stukje aarde, een mythe is."

Waar gaat het mis?

"In de openingscène van Sprekend Nederland zijn we bij de uitreiking van het Nederlanderschap aan mensen die een inburgeringscursus hebben afgerond. Een bevlogen zwarte ambtenaar somt de voordelen van Nederland op. We zijn tolerant, er is vrijheid van meningsuiting, je moet respect hebben voor homo’s, vrouwen en mensen met een ander geloof. Deze voordelen zien we in de rest van de film terug, maar het blijkt niet zo goed te werken als we zouden willen. We zijn zeker tolerant, maar dat gaat niet vanzelf. Er is homogeweld, er is angst voor nieuwkomers. De mensen in de openingscène die het Nederlanderschap verkrijgen wonen al vijf jaar hier – want het Nederlanderschap verkrijg je niet zomaar – en willen ontzettend graag hier wonen. En nu krijgen ze officieel te horen wat er zo geweldig is aan dit land. Maar dat moet dus nog maar blijken.

Het is een feit dat we een multicultureel land zijn, met de grote diversiteit in achtergronden die we in ons land hebben. Maar het lijkt wel alsof we daar nog steeds aan moeten wennen. Neem de ambtenaar die een groep mensen het Nederlanderschap geeft. Voor sommige Nederlanders is het nog een vreemd gegeven dat een zwarte man dit doet. We kunnen ons land nog geen multiculturele samenleving noemen, omdat we nog steeds niet aan multiculturaliteit gewend zijn."

Hoe uit zich dat?

"In Sprekend Nederland zie je het verloop van een inspraakavond voor verontruste bewoners over de komst van een groep (of twaalf) statushouders in Hoogvliet. Daar wordt de angst en weerzin tegen nieuwkomers zichtbaar. De gemeente had een tussenpersoon ingehuurd, die tussen de gemeente en de bewoners kan bemiddelen. De tussenpersoon legt het beleid rustig aan de aanwezigen uit en beantwoordt vragen, zonder dat het persoonlijk kan worden, omdat hij het beleid niet heeft gemaakt. Niettemin krijg je een sfeer waarin het toch een beetje uit de hand loopt. De buurtbewoners vragen naar Kalasjnikovs die in hun wijk gesignaleerd zouden zijn. Kalasjnikovs zijn hier verboden. Die koop je niet in Nederland. Die haal je in Rusland, of in het Midden-Oosten. De associatie met terrorisme is meteen gemaakt. Met een windbuks kan je ook nog konijnen gaan schieten, met een Kalasjnikov niet. Dus dat werkt ook sterk op een psychologisch niveau. Zo zie je de werking van groepsprocessen bij mensen zich voltrekken, waarbij emoties elkaar versterken en voeden.

De bewoners vragen het onmogelijke: wie garandeert onze veiligheid? Dat kan je niet garanderen, met of zonder nieuwkomers, en die garantie wordt dus ook niet gegeven tijdens de bijeenkomst. Als er iets gebeurt, komt er politie, en wordt er volgens de standaardprocedures onderzoek naar gedaan.

Wat je hier ziet, is het gevoel van: niet in mijn achtertuin. Niet in Nederland. Wij horen over dat gevaar, en nu komt het zo dichtbij, dat we daar wel bang voor moeten worden. Mensen praten zichzelf een uitvergrote angst aan, terwijl als het erop aankomt, niemand angstig over straat loopt. Ze gaan gewoon naar hun werk of naar de supermarkt.

Het idee dat er zomaar andere mensen bij komen die aanspraak kunnen maken op de rechten van onze samenleving blijkt lastig verteerbaar, zelfs als ze gevlucht zijn voor oorlog. De bezorgde bewoners zijn geworteld in Hoogvliet, en weten zich geen raad met nieuwe mensen die de taal niet spreken en niet dezelfde gewoonten hebben. Ze komen ze tegen op straat en weten niet of ze ze moeten groeten. Het is dus niet alleen de Kalasjnikov, maar ook de angst voor integratie en het onvermogen over de vraag: wat moeten we met die mensen? Hoe kunnen we van een zij ook een wij maken?

Ze denken niet dat het gaat lukken. Maar ze hebben er ook geen zin in. Op de uitnodiging om eens langs te komen om kennis te maken, geeft een van de aanwezigen het antwoord dat hij ze al kan zien vanuit het keukenraam, en niet geïnteresseerd is in een onmoeting. Deze mensen zeggen: liever niet bij ons, hou het ver van mijn bed."

Richardson

Hebben dit soort bijeenkomsten dan zin?

"Ja, de zin van dit soort avonden – en dat geldt ook voor andere protesten of samenkomsten – is groter dan je denkt. Door alles wat ze zeggen heen, heeft het na afloop ook wel effect gehad. Ze probeerden die tussenpersoon te begrijpen, en zich te verplaatsen in wat hij te zeggen had. Er was sprake van dialoog, de buurtbewoners kwamen wel om te praten. Het idee dat het misschien wel meevalt heeft toch wat zuurstof gekregen. Ze zullen nooit zeggen: prima, laat ze maar komen, nu ik er nog eens over nadenk. Dat gaat niet gebeuren. Maar er was wel bereidheid tot gesprek en misschien zelfs een gevoel van gelatenheid: het moet maar.

Dat protesteren of in groepen bij elkaar komen zinvol is, zie je ook aan de andere bijeenkomsten in de film. Bij de demonstratie van Ieder1, voor een Nederland voor iedereen, zie je dat het hele Museumplein vol met mensen staat. Het gevoel dat je kennelijk niet alleen staat, maar tot een grote massa behoort, geeft steun. En stel dat er maar een handjevol mensen op de anti-homogewelddemonstratie in Arnhem was afgekomen, dan was het mislukt. Je moet dus gaan, en je moet met z’n allen gaan. Als je het niet doet, is er geen protest, en is er ook geen groep. Je moet het doen, en je moet het uitdragen. Je moet voor jezelf kunnen peilen of je er alleen in staat, of dat je onderdeel bent van een grote groep. Dat geldt ook voor de huldiging van Feyenoord die je in de film ziet, het ultieme clubgevoel waarbij de hele Coolsingel in Rotterdam feest staat te vieren. Van zo’n zelfde clubgevoel is eigenlijk ook sprake bij de anti-homogewelddemonstratie. Je hebt een team waar je voor juicht. Juist doordat je er met elkaar gaat staan, máák je Nederland."

Het advies voor hoe we nu verder moeten met elkaar, is vaak dat we meer naar elkaar moeten luisteren. Maar Sprekend Nederland zit vol met luisterende mensen. Luisteren we dan soms niet goed genoeg?

"Mensen luisteren wel, maar ze luisteren altijd naar dezelfde mensen. Naar hun eigen, vooraf goedgekeurde groepje. Wat er gezegd wordt, wordt met instemming begroet. Maar het bereikt degene voor wie het eigenlijk bedoeld is niet. Je ziet de luisteraars altijd instemmend knikken. Samia, het twaalfjarige moslimmeisje dat bij de Ieder1-demonstratie zegt dat je met je hart, met je gevoel moet luisteren, krijgt een oorverdovend applaus. Niemand van de aanwezigen is het daarmee oneens. Ook bij de Pegida-demonstratie, waar het idee dat moslims een gevaar voor de samenleving zijn wordt verkondigd, wordt geklapt. Alle aanwezigen die bij de groep horen zijn het met de sprekers eens. Maar wat verandert er bij de ander?

Ieder mens die het podium betreedt bij een publiek optreden, vindt dat hij gelijk heeft. En het  publiek dat de spreker toejuicht, klapt uiteindelijk vooral voor zichzelf. Ik klap voor Samia’s opmerking, omdat ik vind dat ik reeds met mijn hart denk. De redenering is: ik doe het al, nu de rest nog. En je applaudiseert om jezelf een hart onder de riem te steken: eigenlijk doen wij het best goed. In dat specifieke opzicht is er geen verschil tussen Ieder1 en Pegida: we kloppen onszelf op de schouder. Als je kijkt naar de gezichten van het publiek, zie je dat ze een mooie middag hebben, precies zoals ze willen. Ze zien zich in hun gelijk bevestigd.

Daar ligt de valkuil. Je kan je gelijk wel bevestigd zien, maar dat brengt je niet dichterbij de ander."