Filosoof Ingrid Robeyns publiceerde onlangs het essay "Rijkdom", waarin ze de vraag stelt: Is het erg dat sommigen veel hebben en anderen niet? Onze vrienden van Filosofie Magazine interviewden haar. ‘Extreme rijkdom is veel minder onschuldig dan wij denken.’

Twee jaar geleden wandelde filosoof en econoom Ingrid Robeyns (1972) met haar elfjarige zoon over de kerstmarkt van Düsseldorf. Ze genoten van de vele lichtjes en de gezelligheid. Toen ze langs een groot, chic warenhuis kwamen, bekeken ze samen de etalage. Daarin stonden barbiepoppen, opgemaakt en met parelmoeren oorbellen, te koop voor 159,99 euro.

Robeyns: ‘Wie koopt er nu voor zijn kind een Barbie van 160 euro, vroeg ik me af, als je er ook al eentje voor 15 euro kunt kopen? Of zouden er rijke volwassenen zijn die dit soort dure dingen verzamelen? Het enige wat we weten, is dat er mensen zijn die er geen moeite mee hebben om 160 euro neer te tellen voor een Barbie.’

Voor bijvoorbeeld Jeff Bezos, de oprichter van Amazon.com, is het bedrag voor zo’n barbiepop verwaarloosbaar. In 2018 ging hij als eerste mens over de 100 miljard-dollargrens. ‘Dat zijn bedragen waarvan de meeste mensen zich amper een voorstelling kunnen maken’, zegt Robeyns, die werkzaam is als hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht. ‘Grofweg zou je kunnen zeggen dat Bezos aan vermogen evenveel heeft liggen als wat 3.225.000 Nederlanders samen per jaar verdienen.’

Kasteel Drakesteijn in Lage Vuursche

De vermogens van mensen als Bezos nemen niet alleen toe, ook de inkomstenverschillen worden wereldwijd groter. Steeds meer geld wordt door steeds minder mensen verdiend. De topman van Coca-Cola kreeg vorig jaar het 427-voudige van de laagstbetaalde werknemer, bij Walt Disney was dat zelfs ruim het 650-voudige. In Robeyns’ onlangs verschenen essay Rijkdom bespreekt ze deze enorme verschillen.

In het essay gaat ze op zoek naar een antwoord op de vraag: hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord? Oftewel, is het erg dat sommigen zoveel hebben en anderen niet? Robeyns’ antwoord is duidelijk: ja, dat is erg. Volgens haar zijn die extreme verschillen schadelijk voor mens en maatschappij. In Rijkdom herleest ze het filosofische sleutelwerk Politika van Aristoteles, en betoogt ze dat er grenzen zijn aan hoeveel ongelijkheid een maatschappij kan verdragen. ‘Extreme rijkdom is minder onschuldig dan we denken.’

Moeten we ons niet eerder zorgen maken over armoede?

‘Extreme rijkdom en armoede gaan hand in hand, vanwege de onrechtvaardige verdeling van welvaart. Natuurlijk moeten we ons ook bezighouden met armoede. Maar dat gebeurt al; wetenschappers en beleidsmakers houden zich bezig met de vraag wie we als arm moeten beschouwen en wat die armoede veroorzaakt. Vandaar dat we een armoedegrens kennen. Wie daaronder leeft, heeft niet genoeg geld en middelen om in zijn levensbehoeften te voorzien.

Eén van de criteria waarop het overheidsbeleid wordt afgerekend, is of het aantal mensen dat onder deze grens leeft – de mensen die officieel arm zijn – afneemt of toeneemt. Over armoede stellen we dus allerlei vragen, maar over rijkdom niet. Dat vind ik opmerkelijk.

Waarom stellen we geen vragen over de bovenkant van de welvaartssamenleving, waar we extreme rijkdom aantreffen? Filosofisch gezien levert dit een intrigerende vraag op. Zou er ook een "rijkdomsgrens" kunnen of moeten bestaan? Dat lijkt míj een goed idee.’

Waar zou die rijkdomsgrens dan moeten liggen?

‘Ik zou de grens trekken waar extra geld zo goed als niets meer toevoegt aan iemands kwaliteit van leven. Die grens zou dan de scheidslijn vormen tussen een goed en welvarend leven leiden enerzijds, en anderzijds zoveel hebben dat bijkomend inkomen geen verschil meer maakt voor je menselijke welzijn en floreren. Het is lastig om een precies getal op die rijkdomsgrens te plakken.

Hoeveel vermogen iemand nodig heeft, hangt natuurlijk af van iemands persoonlijke situatie. Wie een inwonende zieke ouder of een zwaar gehandicapt kind heeft, heeft meer geld nodig. En met een beetje rijkdom is overigens niets mis.

Maar het lijkt me dat voor gezinnen met een eigen vermogen van meer dan twee miljoen euro extra geld geen wezenlijk verschil meer maakt. Er zijn tal van mensen die daar ruim, heel erg ruim, boven zitten en compleet vervreemd zijn geraakt van de levensstandaard.’

Robeyns staat op van de werktafel in haar kantoor in Utrecht, loopt naar de boekenkast en pakt er een dik fotoboek uit: Generation Wealth van de Amerikaanse fotograaf Lauren Greenfield, die al 25 jaar de superrijken in Los Angeles vastlegt. Er staan beelden in van mensen die behangen zijn met juwelen, van kleuters in designerjurken, van villa’s vol met Versace-meubels en van vrouwen met honden die plastische chirurgie hebben ondergaan. ‘Kijk, dit zijn hyperrijke mensen die de grip op de realiteit verloren zijn. Hun rijkdom lijkt een doel op zich te zijn geworden.’

Het landgoed De Horsten in Wassenaar.

Waarom is dat erg?

 ‘Hier komt Aristoteles met zijn Politika om de hoek kijken. Hij wordt ook wel de vader van het economisch denken genoemd, omdat hij in de geschiedenis van het westerse denken een van de eerste filosofen was die een uitgebreide analyse over de economie schreef. Karl Marx is beïnvloed door Aristoteles, evenals veel christelijke denkers die grenzen stelden aan rijkdom.

Voor Aristoteles was de economie onderdeel van de ethiek. Een belangrijk onderdeel van zijn ethiek was een helder onderscheid tussen doel en middel. De doelen lagen voor Aristoteles in de aard van bezielde wezens besloten. Zo heeft een eikel als doel om een eikenboom te worden. En een mens heeft als doel om een goed mens te worden, wat voor Aristoteles betekent: een goed leven te leiden.

Hij had ook een antwoord op de vraag wat dat goede leven zou inhouden: een deugdzaam leven. In zijn ethiek benadrukt hij dat het bij deugden, ofwel karaktertrekken of houdingen, belangrijk is om extremen te vermijden: het gaat om de gulden middenweg tussen te veel en te weinig. In het geval van geld uitgeven is vrijgevigheid een deugd, die het midden houdt tussen de ondeugden gierigheid – veel te weinig uitgeven – en spilzucht: veel te veel uitgeven.’

Wat heeft dat precies met miljonairs uit Los Angeles te maken?

‘Zij verwarren doel en middel. Volgens Aristoteles is geld vooral een handig ruilmiddel, dat moet worden ingezet om het doel van het goede leven te bereiken. Maar het gevaar van dit aantrekkelijke middel is dat het zelf een begerenswaardig doel wordt.

Dat zie je in onze kapitalistische tijd vaak terug: mensen willen geld verdienen, maar niet iedereen stelt zich de vraag hoe zich dat verhoudt tot het goede leven. Aristoteles veroordeelde burgers voor wie rijkdom een doel op zich vormt. Zij zijn niet in staat hun innerlijke drang naar meer rijkdom onder controle te houden, stelde hij.

Aristoteles waarschuwde dus meer dan tweeduizend jaar geleden al voor oligarchen. Van zijn analyse kunnen we nog steeds veel leren.’

De Zuidas in Amsterdam

Aristoteles leefde wel in een totaal andere sociale en economische wereld dan wij.

‘Zeker, de economie waarover hij nadacht zag er veel eenvoudiger uit dan ons mondiale kapitalisme. En zijn opvattingen over slaven en vrouwen zijn heel problematisch. Maar Aristoteles dwingt ons om het onderscheid tussen doelen en middelen scherp voor ogen te houden als we over economie praten.

Dat is nog steeds actueel. In onze tijd wordt economische groei vaak als doel op zich gesteld, terwijl het een middel behoort te zijn, bijvoorbeeld om zinvolle banen voor werkzoekenden te creëren. Aristoteles laat ons zien dat we niet over economie, eigendom, geld en commercie kunnen praten zonder het ook over ethiek te hebben.

De meeste mensen denken nog steeds dat economie over harde feiten gaat en dat ethiek thuishoort in de kerk of op een filosofische retraite. Dat is een grandioze misvatting. Die is misschien te verklaren doordat het kapitalisme nu the only game in town is, waarbij het draait om individuele verantwoordelijkheid om te slagen.

Ethische aspecten van het systeem blijven totaal buiten schot. Daardoor stellen we ook rijkdom vaak niet ter discussie, zeker niet als mensen die rijkdom zelf hebben opgebouwd.’

Dat is toch niet zo vreemd als mensen dat geld eerlijk verdiend hebben?

‘Rijkdom is nooit alleen de verdienste van degene die het geld verdient. Niemand heeft een moreel recht op rijkdom. Ik vind de stelling dat mensen die extreem rijk zijn, dat gewoon verdiend hebben door hard werken of creatief en innovatief zijn, niet overtuigend.

Extreme rijkdom is zo goed als nooit het gevolg van de verdienste van één persoon, maar eerder het gevolg van de handelingen en keuzes van een heleboel andere mensen. Wij kunnen helemaal geen welvaart creëren zonder op de schouders van de generaties voor ons te staan. De meeste fortuinen zijn niet mogelijk zonder een beroep te doen op technologie en instituties die door anderen bedacht zijn. Het idee dat iemand zijn rijkdom helemaal aan zichzelf te danken kan hebben, klopt niet.

Daarnaast speelt toeval een grote rol in ons leven. Dat wordt vaak vergeten door voorstanders van het idee van “eigen verdienste”. Als jij een beroep kunt doen op die technologie en instituties, heb je waarschijnlijk geluk gehad: met het land waarin je bent geboren, met je aangeboren gezondheid, met hoe je bent opgevoed, enzovoort. Die factoren hebben veel invloed op de kansen die we krijgen in ons leven, en onze kans om succesvol te zijn – maar die factoren hebben we helemaal niet aan onszelf te danken.

We hadden net zo goed ergens anders geboren kunnen worden, met een ander lot uit de natuurlijke loterij.’

Landgoed Kasteel Keukenhof in Lisse

Vindt u dat rijke mensen dan een deel van hun vermogen moeten afstaan?

‘Rechtvaardige belastingen lijken me niet meer dan logisch, en die hebben we nu niet – de middenklasse betaalt relatief meer belasting dan de superrijken, en burgers relatief meer dan bedrijven. En dan heb ik het nog niet eens over de gaten in de belastingwetgeving, die het vermogende mensen nu mogelijk maken om geen of weinig belasting te betalen. Belasting is een impopulair, technisch onderwerp, maar we zouden er echt vaker over moeten spreken.

Een gelijkere verdeling van hetzelfde geld leidt tot veel meer welvaart en kwaliteit van leven onder mensen, en veel minder lijden. Dat zeggen filosofen overigens al decennia, zonder succes, maar dat is geen reden om op te houden deze argumenten te herhalen.

Als de fiscale regels veranderd worden, zodat er meer geld van de rijken naar de schatkist gaat, kan het daarna worden ingezet voor meer gelijkheid. En dat is hard nodig, zelfs binnen rijke landen als Nederland zijn er grote verschillen. Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek leven ruim 277.000 minderjarige kinderen in Nederland in armoede. Dat is niet alleen triest en onrechtvaardig, maar ook een slechte besteding van middelen.’

In haar essay levert Robeyns niet alleen kritiek op de idee dat extreme rijkdom te rechtvaardigen valt op basis van verdiensten. Ze geeft nog een aantal redenen waarom extreme rijkdom een moreel probleem zou zijn.

Zo zou het onze democratie in gevaar brengen, omdat rijkdom politieke macht geeft. Als een rijke persoon grote donaties doet, heeft hij bijvoorbeeld invloed op de keuzes die een politieke kandidaat of partij maakt. En in de Verenigde Staten kunnen doorgaans alleen nog zeer rijke mensen zich kandidaat stellen voor het Congres, omdat campagne voeren een fikse investering van eigen middelen vraagt.

Op papier heeft iedereen een gelijke stem – one man, one vote – maar in werkelijkheid zit de macht bij de kleine meerderheid van superrijken, stelt Robeyns. Daarmee sluit ze zich aan bij de boodschap van de Franse econoom Thomas Piketty, die in 2013 met zijn boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw velen ervan overtuigde dat ongelijkheid niet gunstig is voor de samenleving als geheel.

Ook vindt Robeyns extreme rijkdom niet te verzoenen met onze ecologische plichten. Superrijk zijn gaat vaak gepaard met wonen in een villa met vele kamers, een eigen zwembad en veel vliegreizen – al dan niet met een eigen vliegtuig. Daarmee vormt rijkdom een probleem voor het klimaat door hoge CO2-uitstoot.

‘Uiteraard hebben niet alle rijken bijgedragen aan het beschadigen van de aarde’, schrijft Robeyns, ‘maar het omgekeerde is wel het geval: velen die de aarde beschadigd hebben, maken deel uit van de club van rijken en superrijken, en ze hebben hun fortuin vaak te danken aan processen die ecologische schade veroorzaken. Het is dus niet meer dan fair dat ze de rest van de mensheid daarvoor compenseren.’

Oftewel, de rijken moeten veel meer geld bijdragen om de klimaatcrisis tegen te gaan dan ze nu doen. Robeyns: ‘Als de vervuiler niet betaalt, schuift hij die kosten onrechtmatig af op de samenleving.’

Denkt u dat de superrijken ooit die verantwoordelijkheid gaan nemen?

‘Dat weet ik niet, maar we kunnen het ons niet permitteren om bij de pakken neer te zitten. Er valt denk ik veel te winnen als mensen meer betrokken worden bij onze democratie. Nu lijken veel mensen zichzelf niet als burger te zien, maar als consument.

Een echte democratie vergt betrokkenheid van alle mensen, die nadenken over hoe met elkaar samen te leven en over wat we elkaar verschuldigd zijn. Ik snap dat niet iedereen daar continu mee bezig wil zijn, maar iedereen kan wel bijvoorbeeld lid worden van Amnesty of van een politieke partij. En iets breder kijken dan je eigen cirkeltje moet ook wel lukken.

Want het gaat niet alleen om de kleine gemeenschap waar jij in leeft, die bestaat uit jouw woonwijk, de basisschool van je kinderen en je eigen yogaclub. Het gaat vooral om de grotere gemeenschap, hoe we met elkaar samenleven in dit land, in Europa, in de wereld. Als we daar gezamenlijk serieus over nadenken, zullen we, denk ik, inzien dat het voor iedereen beter is als meer mensen een beetje rijk zijn en minder mensen superrijk.’

De kop van Zuid in Rotterdam

Is dat ook beter voor de rijken?

‘Ja. Uit de portretten die Lauren Greenfield bij haar foto’s schetst, komt naar voren dat de superrijken veel energie en geld besteden aan statusgerelateerde uitgaven. Dergelijke uitgaven, waarbij iedereen in een ratrace zit om vooral niet onder te doen voor de uiterlijkheden die anderen tonen, komen niemand ten goede. Ze leiden niet tot geluk of tot een leven met meer werkelijk waardevolle zaken, zoals een goede gezondheid, diepe vriendschappen of een sterk gevoel dat het leven zinvol is.

Dat blijkt ook uit wetenschappelijk werk. Psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi onderzocht waarom rijke mensen niet gelukkiger zijn dan anderen. Voor wie weinig geld heeft, leidt grotere materiële welvaart tot meer geluk, maar wie erg rijk is, ervaart die effecten niet meer.

Integendeel, omdat tijd voor iedereen het ultieme schaarse goed is, is het voor zeer rijke mensen extreem duur om hun tijd door te brengen met spelletjes spelen met hun kind of naar een familiebijeenkomst te gaan. Na een tijdje verliezen deze superrijke mensen hun gevoeligheid om geluk te ervaren bij trage bezigheden als een wandeling maken in het bos of een kopje thee drinken met een vriend.’

Leeft u zelf eigenlijk zuinig?

‘Wij wonen in een mooi huis en ik heb veel te veel boeken, maar verder zijn er weinig dingen waar ik echt veel geld aan uitgeef. Ik maak soms de grap dat als ze een verkiezing zouden houden op de universiteit over wie de meest underdressed persoon is, ik een goede kans zou maken om te winnen. En mijn auto is ook helemaal verroest. Ik probeer luxe niet als vanzelfsprekend te zien, en ervan te genieten als ik mezelf op luxe trakteer. Luxe als “gewoon” gaan zien, lijkt me voor niemand goed.’

Dit artikel is onderdeel van een samenwerking tussen Filosofie Magazine en Human en verscheen eerder op filosofie.nl.

Ook interessant