Essay van socioloog Jan Willem Duyvendak over de film Verloren dochter in de serie Duivelse Dilemma's.

Geen huiselijker feest dan Sinterklaas. De goedheiligman komt bij iedereen aan huis en wordt welkom geheten in de beslotenheid van ‘thuis’. De combinatie van een heel particuliere ervaring, die iedereen in Nederland gelijktijdig beleeft, verklaart waarom Piet zo moeizaam ontkleurt. Het gaat over een dubbel diep thuisgevoel: thuis waar het feest gevierd wordt, in een natie die dankzij de gedeelde ervaring als één groot thuis voelt (en als, op zekere leeftijd, blijkt dat Sinterklaas niet bestaat, dan is er ook dubbele boosheid: op de eigen ouders én op alle volwassenen in Nederland die in het complot zaten…). Waar Sinterklaas het belang van thuisgevoel toont, daar leert de strijd om Zwarte Piet dat thuis voelen een heel uitsluitende emotie kan zijn.

Niet iedereen die over water naar ons toe komt, is even welkom. Dat blijkt opnieuw uit het regeerakkoord waarin veel woorden worden gewijd aan migratiebeleid, en dan vooral aan het voorkómen dat vluchtelingen onze kant opkomen. Dat ze daar blijven is niet alleen goed voor ons (“Onderling vertrouwen en sociale cohesie dreigen bij al te grote migratieschokken af te kalven”), het is ook beter voor de migranten zelf. Die willen namelijk “dichtbij huis bescherming”: “Het verdient de voorkeur de bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten”.

Het is niet helemaal duidelijk wie precies vindt dat dit de voorkeur verdient (de migrant? maar zou die niet liever naar West-Europa willen?). Of eigenlijk is het wel duidelijk: Westerse politici vinden het een beter idee als men dichtbij (t)huis blijft. En dat klinkt ook nog vanzelfsprekend én geruststellend: wie wil er nu niet in de buurt van zijn (t)huis blijven?

Onze politici kennen maar al te goed “de belofte van nabijheid”. Alles wat nabij klinkt, wat nabij voelt, wat nabij ruikt, is goed en rozig – en ze denken dat vluchtelingen ook in hun eigen nabijheid willen blijven.

Tekst gaat verder onder afbeelding

Tanja Otolski in Verloren Dochter

Maar dat is vaak niet zo – veel Syrische vluchtelingen willen heel graag weg van de ellende, van de oorlog, van de plek die helemaal niet meer als ‘thuis’ voelt. En zij willen zeker niet terecht komen in de ‘nabije’ vluchtelingenkampen met minimale voorzieningen in Jordanië, Libanon of Turkije. Zij willen graag een nieuw leven opbouwen. En een nieuw thuis.

Die kans krijgen weinigen. ‘Wij’ zijn veel te bang dat ons ‘nationale huis’ gaat wankelen: die vreemde migranten ondermijnen ‘onze’ cohesie. En de rozige taal van ‘thuis voelen’ blijkt dan plotseling een scherp wapen om ‘anderen’ uit te sluiten: ‘we’ voelen ons immers niet bij iedereen thuis; echt thuis voelen is een heel selectieve emotie.

Lange tijd waren politici, gelet op het uitsluitende effect van thuis voelen, zo verstandig om de beleving van thuis voor ‘thuis’ te reserveren. De natie was geen ‘huis’ maar een verband van minderheden die het met elkaar moesten uithouden. Katholieken voelden zich immers helemaal niet thuis bij protestanten, laat staan bij de socialisten of humanisten.

In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was Nederland nog veel verdeelder en voelde zelfs ‘thuis’ niet meer als thuis aan: verschillende generaties hielden het niet bij elkaar uit en opstandige jongeren gingen zo jong mogelijk uit huis om zich los te kunnen maken van hun conservatieve ouders. Jongeren voelden zich beknot in hun vrijheidsstreven, veel vrouwen voelden zich opgesloten in hun rol als huisvrouw, en de wereld buitenshuis lonkte voor iedereen die zich vrij wilde maken.

Nu die buitenwereld minder vriendelijk is gaan ogen – banen zijn onzekerder, de verzorgingsstaat geeft niet veel gemoedsrust meer, de wereld is kwetsbaarder en onvoorspelbaarder geworden- is thuis weer sterk in populariteit gestegen. Niet alleen zoeken we naar de beschutting van het eigen huis, maar populisten claimen ook de natie als hun eigen thuis. Van vreemde smetten vrij.

Tekst gaat verder onder afbeelding

Loes Schnepper en Bart Slegers in Verloren Dochter

Deze geestdrift voor thuis zegt veel over de boos-ogende buitenwereld. Maar hoe fijn is het thuis nu heus? Het is weliswaar een vertrouwde wereld, maar wanneer wordt vertrouwdheid saai? Wanneer is voorspelbaarheid een ander woord voor verveling? Zelfs als we ons beklemd voelen of onveilig thuis, dan nog roemen we de vertrouwde huiselijke sfeer (vrouwen die voor ‘huiselijk geweld’ vluchten, keren dan ook vaak veel te snel weer terug naar hun gewelddadige partners; alles beter dan verblijven in een ‘tehuis’).

Het vertrouwde, het betrouwbare en het voorspelbare zijn van grote betekenis, daar wil ik niets aan afdoen. Maar soms is het goed als er iets gebeurt dat die vanzelfsprekendheden doorbreekt, dat de verhoudingen op scherp zet. De komst van een vreemdeling is zo’n ingrijpende gebeurtenis. Hij of zij kan ons een spiegel voorhouden wie we zijn. En de komst van de migrant dwingt ons om na te denken over wie we willen worden.

Sinterklaas is dan ook de perfecte vreemdeling: de goedheiligman heeft milde spot, maakt hier en daar een kwinkslag en geeft wijze raad. Hij is een welkome gast, thuis onder de mensen. Zwarte Piet is minder gezien omdat zijn spiegelbeeld ons minder fraai verleden verraadt. We schrikken van wat we zien, van wie we waren. Door Piet aan te passen, kunnen we echter aan ons verleden ontsnappen. Zodat iedereen zich ook weer bij Piet thuis voelt.