“Tijdens de oorlog met Japan in Nederlands-Indië werden veel Indo-Europeanen, mensen met Indonesisch én Nederlands bloed, gevangengenomen. Op 15 augustus kwamen zij vrij. Twee dagen later riep politiek leider Soekarno de onafhankelijkheid uit. Nederland was het daar niet mee eens en er ontstond oorlog. Nederlanders en Indo-Europeanen waren in die tijd niet veilig, omdat zij door hun (gemengde) achtergrond niet werden vertrouwd.”
“Wanneer een Nederlander in Nederlands-Indië met een Indonesiër een kind kreeg, en het kind werd door de vader erkend, dan was het kind Nederlander. En kreeg het kind dus ook een Nederlands paspoort. Stel dat dit Nederlands-Indische kind later zelf ook kinderen kreeg, dan waren die ook Nederlands. En zo is dat generaties lang doorgegaan. Daarom hebben we het in Nederland vaak over 'Indische mensen'. Dat stamt af van het woord 'Nederlands-Indië'. Met Indische mensen wordt dus de (Indo-)Europese bevolking bedoeld. Indonesiërs zijn volbloed mensen uit Indonesië.”
“Een deel van de groep Indo-Europeanen die erkend waren, en dus een Nederlands paspoort kregen, zijn tussen 1945 en de jaren 60 naar Nederland geëmigreerd. Zij voelden zich niet meer veilig of thuis in Indonesië en gingen 'terug naar hun vaderland'. Zij hadden namelijk een Nederlands paspoort, ook al waren ze nog nooit in Nederland geweest."