Op een dag weet je het zeker: de God van je ouders en familie bestaat niet meer. En dat moet je ze op een dag vertellen. Maar hoe? Want jouw ongeloof is voor hen een doodzonde, en soms reden voor een hartverscheurende breuk.

‘Ik besloot wel mee te bidden, ik deed alle bewegingen, maar mijn hart was er niet meer bij. Ik voelde niks meer en ik dacht: er is geen God, er is niemand.’ Aan het woord is de uit Somalische ouders geboren Waris. Ze vertrouwde haar levensverhaal toe aan Boris van der Ham, voorzitter van het Humanistisch Verbond, en Rachid Benhammou, journalist en ondernemer.

Wat gebeurt er met je als je van je geloof afvalt, en, heel belangrijk, hoe vertel je het aan je familie, aan je omgeving? Over deze en andere dilemma’s spraken Van der Ham en Benhammou met twaalf jonge mannen en vrouwen die als moslim zijn grootgebracht, maar die een andere weg hebben gekozen. De interviews met onder anderen de schrijvers Said el Haji en Celal Altuntas, verschijnen in het boek Nieuwe Vrijdenkers dat 10 april bij uitgeverij Prometheus verschijnt.

Tekst gaat door onder afbeelding

Van der Ham bekommert zich al langer om ex-moslims. Zo werd een paar jaar geleden speciaal voor hen het Platform Nieuwe Vrijdenkers opgericht. Hierin komen jongeren samen die in Nederland als moslim zijn opgevoed, maar ervoor kozen humanist, agnost of atheïst te zijn. Een andere aanleiding voor het boek was dat Benhammou in zijn omgeving steeds meer mensen zag die het islamitisch geloof achter zich lieten, alleen spraken ze er niet openlijk over. Het leek hem en Van der Ham zinvol om deze gevarieerde groep een stem te geven, onder de aandacht te brengen en te laten zien dat ze niet alleen zijn.

Benhammou, zelf zoon van een gastarbeider, begrijpt de worsteling die zijn generatiegenoten doormaken, al heeft hij zelf geen groot gevecht hoeven leveren. Hij kwam als baby met zijn moeder en zes broers en zussen vanuit Marokko naar Nederland om zich bij hun vader te voegen. ‘Ik heb een standaard islamitische opvoeding gehad, maar mijn ouders waren redelijk liberaal. Religie was thuis zeker belangrijk, maar onderwijs net zo goed. Mijn vader hamerde er vooral op dat ik kritisch zou leren nadenken.’

Benhammou bracht dat in de praktijk toen hij als puber zijn ouders in een gesprek bedankte voor alles wat ze hem hadden meegegeven, maar hun tegelijkertijd meedeelde dat hij vanaf dat moment zelf de koers van zijn leven wilde bepalen - óók als het om religie ging. Ze stonden niet te juichen, maar hebben het geaccepteerd.

Tekst gaat door onder afbeelding

Bij veel van de geïnterviewden ligt dat ingewikkelder. Ouders vinden het vaak onverdraaglijk als hun kind opbiecht niet langer te geloven. Wat zullen de buren zeggen? En de rest van de familie? En zie ik je nog in de hemel? Uit compassie met hun ouders houden ex-gelovigen hun opvattingen vaak voor zich. Zoals Waris in het boek uitlegt: ‘Mijn ouders weten nog niet dat ik atheïst ben geworden. Als ik bij hen ben, dan doe ik alsof ik bid en draag ik een hoofddoek. Ik wil mijn moeder geen hartaanval bezorgen. Ik vermoed dat mijn vader eigenlijk wel weet dat ik niet meer geloof. Hij staat ook wel open voor een debat over de islam. Alleen als het te confronterend is, haakt hij af.’

Van der Ham: ‘Hoewel de geïnterviewden bijna allemaal in Nederland zijn opgegroeid, is bij een aantal de invloed van de sociale omgeving groot. Een aantal ouders is door de druk van buitenaf conservatiever geworden. Zo waren de ouders van Waris vroeger veel vrijzinniger, maar tegenwoordig staan ze erop dat ze een hoofddoek draagt.’ Ondertussen was Waris juist tot de ontdekking gekomen dat God voor haar niet langer bestaat. Ze legt uit hoe dat voelde: ‘Ik zat in een soort doos opgesloten, nu is het licht aangegaan en zie ik oneindige mogelijkheden. Het universum is voor mij een inspiratiebron.’

Benhammou herkent haar dilemma: ‘De druk van de sociale omgeving is immens.’

Van der Ham: ‘Onze gesprekspartners zijn ex-gelovigen hun opvattingen vaak voor zich. Zoals Waris in het boek uitlegt: ‘Mijn ouders weten nog niet dat ik atheïst ben geworden. Als ik bij hen ben, dan doe ik alsof ik bid en draag ik een hoofddoek. Ik wil mijn moeder geen hartaanval bezorgen. Ik vermoed dat mijn vader eigenlijk wel weet dat ik niet meer geloof. Hij staat ook wel open voor een debat over de islam. Alleen als het te confronterend is, haakt hij af.’

Tekst gaat door onder afbeelding

Van der Ham: ‘Hoewel de geïnterviewden bijna allemaal in Nederland zijn opgegroeid, is bij een aantal de invloed van de sociale omgeving groot. Een aantal ouders is door de druk van buitenaf conservatiever geworden. Zo waren de ouders van Waris vroeger veel vrijzinniger, maar tegenwoordig staan ze erop dat ze een hoofddoek draagt.’ Ondertussen was Waris juist tot de ontdekking gekomen dat God voor haar niet langer bestaat. Ze legt uit hoe dat voelde: ‘Ik zat in een soort doos opgesloten, nu is het licht aangegaan en zie ik oneindige mogelijkheden. Het universum is voor mij een inspiratiebron.’

Benhammou herkent haar dilemma: ‘De druk van de sociale omgeving is immens.’

Van der Ham: ‘Onze gesprekspartners zijn behorende vooroordelen. Gemakzucht? Van der Ham: ‘Ik vind het meer een blijk van onverschilligheid.’

Benhammou, instemmend: ‘Ik ervaar dat zelf bijna dagelijks. Omdat ik een Marokkaans uiterlijk heb, denken Nederlanders: die zal wel moslim zijn. Ze zijn verbaasd als ik een biertje neem.’

Dat Marokkanen, Turken, Somaliërs en anderen niet alleen moslim maar ook humanist, agnost of atheïst kunnen zijn, moet vanzelfsprekender worden, vinden Behammou en Van der Ham.

Halima, een van de geïnterviewden die jarenlang een dubbelleven leidde, is opgelucht nu ze zichzelf niet langer moslim noemt. En alsof ze anderen een hart onder de riem wil steken: ‘Hou vol, er is altijd een uitweg, blijf positief.’ 

Tekst gaat door onder afbeelding