“Ik heb niet lang geaarzeld toen ik gevraagd werd Clairy Polak op te volgen. Ja, ik ben schrijver, maar ik houd ook van interviewen: vragen stellen is vaak boeiender dan antwoorden geven. Neemt niet weg dat ik ook graag iets te berde breng, zeker wanneer ik denk: hier ben ik het niet mee eens. Aan tafel zorg ik ervoor dat alle gesprekspartners aan bod komen, dat wat zij zeggen niet te veel op elkaar lijkt, al heb ik dat laatste natuurlijk niet altijd in de hand, en dat het gesprek levendig blijft. En begrijpelijk: we hebben het wel over tv met zijn eigen wetten. Er kijken 100.000, soms 200.000 mensen naar het programma, en niemand mag het gevoel krijgen: hier ben ik te dom voor. Ik zeg daarmee niet dat je in jipenjanneketaal moet praten, de kijkers mogen best op hun tenen staan.
Het thema wordt altijd goed voorbereid door de redactie en mij. Van tevoren zetten we de piketpaaltjes uit: die en die onderwerpen moeten in de komende vijftig minuten aan bod komen. Daarnaast moet er ruimte blijven voor improvisatie – ik houd er wel van om de boel een beetje te ontregelen. Dat gaat eigenlijk vanzelf. In de afl evering over de rechtsstaat en intimiteit vertelde ik dat ik ooit geil was geworden tijdens een bezoek aan een slachthuis. Je hoopt op dat moment dat zo’n onverwachte opmerking iets losmaakt, je wilt geen droogtheoretische afl evering maken over een onderwerp dat ten diepste te maken heeft met schaamte, met verlangen, met grenzen overschrijden. Een van mijn tafelgenoten, een vrouwelijke cultuurwetenschapper, vertelde toen dat ook rouw vaak het verlangen naar seks aanwakkert. Interessant vind ik dat: ik hoorde later dat mensen niet zelden hun partner op een begrafenis ontmoeten. Misschien wil de mens in confrontatie met de dood het leven bekrachtigen met een levensbevestigende activiteit. Overigens wil ik hierbij opmerken dat ik niet uit ben op ontboezemingstv – het blijft natuurlijk wel ‘Het filosofisch kwintet’.”