Naar schatting hebben ruim tienduizend 55-plussers een wens tot levensbeëindiging, zonder dat zij ernstig ziek zien. Een derde van die groep zou graag hulp krijgen bij zelfdoding, terwijl twee derde de voorkeur heeft zelf het leven te beëindigen. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en het UMC Utrecht in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Er is vanuit verschillende perspectieven onderzoek gedaan naar de omvang, kenmerken en omstandigheden van ouderen met een doodswens, zonder ernstige ziekte. Het onderzoek werd uitgevoerd onder leiding van universitair hoofddocent Els van Wijngaarden van de Universiteit voor Humanistiek en gefinancierd door ZonMw

Ruim 21.000 ouderen vulden een uitgebreide vragenlijst in. Daarnaast hebben de onderzoekers tientallen ouderen diepgravend geïnterviewd. Bovendien zijn ruim tweehonderd euthanasieverzoeken geanalyseerd. Ook 1600 huisartsen vulden een vragenlijst in.

Verschillende doodswensen

Uit het onderzoek bleek dat respondenten verschillende dingen bedoelen met een zogenoemde persisterende doodswens. Hierbij gaat het om een doodswens die al een jaar of langer bestaat.

Naar schatting hebben ruim 26.000 55-plussers een passieve doodswens. Deze mensen hebben geen plannen om hun dood te bespoedigen, maar verlangen, wachten of hopen op een natuurlijk dood.

Ruim 42.000 55-plussers hebben een actieve doodswens. Ze maken plannen of zetten concrete stappen met betrekking tot hun doodswens. Hierbij gaat het om het voeren van gesprekken met hun huisarts over euthanasie, het instellen van een behandelverbod, het zoeken naar een zelfdodingsmiddel of het serieus overwegen van zelfdoding.

Een derde groep omschrijft hun doodswens als een wens tot levensbeëindiging. Deze groep bestaat uit ruim 10.000 55-plussers. Ruim een derde van die groep zou graag hulp bij zelfdoding krijgen, terwijl tweederde de voorkeur heeft zelf het leven te beëindigen. 

Voor alle groepen geldt dat leven met hun wens niet per definitie betekent dat men onmiddellijk dood wil. Ruim een derde van de mensen met een wens tot levensbeëindiging gaf aan dat de wens tot leven sterker was dan de doodswens. Voor 39 procent wogen beide wensen even zwaar. Ook de situatie en omstandigheden hebben invloed op hoe de doodswens wordt beleefd. De wens kan bijvoorbeeld door de jaren heen verminderen of verdwijnen, ook op hoge leeftijd.

Relatief veel vrouwen, relatief lagere sociale klassen

Factoren die volgens ouderen hun doodswens versterken zijn piekeren, ziekten, geestelijke en lichamelijke aftakeling, eenzaamheid, afhankelijkheid van anderen, het gevoel anderen tot last te zijn, financiële zorgen, angst om (nog meer) afhankelijk te worden en angst om (nog een keer) te vallen. De wens om leven wordt juist versterkt door woonplezier, onafhankelijkheid en het ervaren van verbinding met anderen.

In het onderzoek valt op dat driekwart van de respondenten onder de 75 jaar is. De doodswens komt dus niet alleen voor in de hoogste leeftijdscategorieën. Ook valt op dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in de groep mensen met een doodswens. Het gaat om 67 procent.

De groep met een actieve doodswens én een wens tot levensbeëindiging bestaat voor een relatief groot deel uit laagopgeleiden (44 procent) en mensen afkomstig uit lagere sociale klassen (53 procent). Ruim een kwart zegt al het hele leven een doodswens te hebben.

Behoefte aan gesprekken

Veel mensen met een doodswens willen beschikken over een zelfdodingsmiddel. Niet zozeer om het middel nu in te nemen, maar vooral ter geruststelling om in de toekomst zelf regie te kunnen voeren over het levenseinde. Andere veelvoorkomende behoeften zijn: hulp bij zelfdoding door een dokter, meer financiële ruimte, erkenning en begrip voor gevoelens en goede en goede gesprekken met een hulpverlener.

Denk jij aan zelfmoord of maak je je zorgen om iemand anders? Bel dag en nacht anoniem met 0900-0113 of chat via 113.nl. Erover praten kan helpen.

Hele onderzoek

Dit is ook interessant