'De grootste mindfuck van deze tijd is dat je met hard werken alles kan bereiken, en omgekeerd, dat als je dus géén succes hebt bereikt, je dat dan waarschijnlijk aan jezelf te danken hebt.'

Ik wil graag beginnen met een vraag. Welke gebeurtenis denk je dat de meeste invloed op ons, op de samenleving waarin wij tot wasdom zijn gekomen, heeft gehad de laatste decennia?

Ik zal het je vertellen: een van de meest bepalende gebeurtenissen voor ons was de val van de Berlijnse Muur.

De val van de Berlijnse Muur, op 9 november 1989, was in symbolische en letterlijke zin, het neerhalen van de laatste barrière voor de wereldwijde uitrol van de westerse vrijemarkteconomie. Het was het startschot voor globalisering, zoals wij dat nu als een gegeven kennen. De wereld als één grote marktplaats, zonder grenzen, waarover goederen, kapitaal en informatie vrijuit kunnen stromen.

En die ideale economie had een tweelingbroer in een ideaal mensbeeld: de liberale mens, vrij om zijn bestaan naar eigen inzicht vorm te geven. Het maakte niet langer meer uit of je vader Von Westervlier tot Arschloch heette, of dat je vader juist zijn stalknecht was. Het maakte niet uit of je uit een familie van academici of metselaars kwam, van welke kerk je was, of je een vrouw was, homo, gekleurd, groot of klein: afkomst bepaalde niet langer je toekomst. Dubbeltjes konden kwartjes worden.

Het leven als een soort real-life Pacman, eigenlijk. Allemaal gelijke spelers op een gelijkwaardig speelveld, en wie het hardst werkt scoort de meeste bolletjes. Wauw, dacht ik, dit is geweldig. Ik had geen vader die Von Westervlier tot Arschloch heette, ik was een vrouw – nog steeds -, ik had geen netwerk via familie of vrienden; ik was ontzettend veel verhuisd en had in het buitenland gewoond. Maar ik had wel grote plannen en ambities, dus ik vond het een geweldig concept.

Maar ik keek om me heen, en het was gewoon niet zo. Ik werkte in de advocatuur, vervolgens in het bedrijfsleven, en dat neutrale Pacman-leger waarop ik zat te wachten, dat kwam helemaal niet. En als het er in het begin misschien al was, dan kwam het niet mee. Alle vrouwen vielen bij bosjes af, op de weg omhoog. Er was welgeteld één Marokkaan in het hele pand te vinden, één homo die nog in de kast zat. Geen kinderen van metselaars of van stalknechten. En ik vroeg me af: hoe kán dat nou? Ik ging de statistieken erop nakijken en die beaamden het. Of het nu in kunst, wetenschap, journalistiek of politiek was: die dubbeltjes werden nog helemaal niet zo makkelijk kwartjes.

Zoektocht naar antwoorden

Ik zocht naar antwoorden en ging om me heen vragen: hoe kan dat? Geheel volgens Pacman-logica kreeg ik overal hetzelfde antwoord: wat je hier ziet zijn de harde werkers. De rest, dat zijn de luie donders. De afhakers, de slapperds, de prinsen en prinsessen. De vrouwen gaan baren, mensen met een andere achtergrond kunnen geen kritiek hebben. Ik vond het een zeer onbevredigend antwoord en dat was het moment dat ik onderzoek naar machtsstructuren begon te doen. Zo kwam ik voor het eerst bij Pierre Bourdieu.

Pierre Bourdieu was een Franse filosoof en socioloog, die zeker in Frankrijk een van de belangrijkste intellectuelen van de laatste decennia wordt genoemd. Bij zijn overlijden in 2002 schaarde de Franse krant Le Monde hem in een rijtje van grootheden als Émile Zola en Jean-Paul Sartre. Bourdieu was beroemd en berucht en nog steeds is het zo dat als je in bepaalde kringen zijn naam laat vallen, sommige mensen rode haatvlekken in hun nek krijgen. Maar niemand kan ontkennen dat hij tot zijn overlijden relevant was.

Bourdieu was een atypische filosoof, in die zin dat hij in de theorieën die hij bestudeerde realiteitszin miste. Zoals in die theorie van 'hard werken, dan kom je er wel', en het fenomeen van de maakbare mens. Hij zag dat het in de praktijk gewoon niet zo werkte. Van een dubbeltje een kwartje worden ís geen lineaire lijn, een kwestie van maar stappen blijven zetten en dan kom je er wel, als een soort Pacman. Bourdieu zag de maatschappij als een dynamisch geheel, waarin alles en iedereen een wisselwerking met elkaar heeft. Hij kwam tot de constatering dat onze samenleving uit allerlei verschillende, elkaar overlappende velden bestaat, waarbinnen wij ons bewegen. Zo is er het veld van je school, je gezin, je sportclub, je werk, de culturele groep waarvan je onderdeel uitmaakt, et cetera. En om binnen zo'n veld een bepaalde mate van zeggenschap, macht of invloed te verwerven, heb je kapitaal nodig.

Als Bourdieu het over 'kapitaal' heeft, doelt hij niet alleen op geld, zoals wij vaak doen. Hij onderscheidt allerlei verschillende vormen van kapitaal. Zo is daar bijvoorbeeld talig kapitaal. Het maakt nogal wat uit of je plat Amsterdams, met een zachte 'g' of met een bekakt accent praat. Of je bent opgegroeid in een gezin waarin de ouders helemaal geen Nederlands spreken; wat voor een woordenschat heb jij? Zo is daar ook cultureel kapitaal. Houd je van jazz of juist van smartlappen? Laat je zomaar de naam van een schrijver als Reve vallen? Weet je wat en waar het Louvre is, doe je er schamper over als iemand dat niet weet? Dan is daar sociaal kapitaal. Wat is je netwerk? Ben jij een heel sociaal dier met veel kennissen, kom je uit een nest met hoogopgeleide ouders met veel hoogopgeleide vrienden? Of sta je er relatief alleen voor? En uiteindelijk onderscheidt Bourdieu dan nog symbolisch kapitaal. Wat is je status, in welke omgeving? Dat kan verschillen per veld. Zo kan een kunstenaar weinig geld hebben, maar in bepaalde kringen of velden hoog aanzien genieten, en heeft een makelaar of vastgoedontwikkelaar in diezelfde kringen, ondanks het feit dat hij steenrijk is, misschien niet zoveel status.

Ik zie al die vormen van kapitaal als een persoonlijke rugzak met wisselgeld. De hoeveelheid wisselgeld die je hebt bepaalt je positie in een veld. Sommige mensen hebben simpelweg bij geboorte al enorm veel wisselgeld in hun rugzak, en betreden dat veld dus met een voorsprong. Zo houden bepaalde klassen zichzelf in stand.

Het werkt door op alle niveaus, in het klein en groot, en het verklaarde voor mij een hoop. Zo kwamen er eens twee jongens solliciteren voor een stageplaats, bij het advocatenkantoor waar ik werkte. De ene kandidaat was een studentikoos type, met halflang, vettig haar, in een gekreukt pak met schoenen waar de kroegsmurrie nog aan vastgekoekt zat. Hij had een nonchalante houding en was meteen familiair met een van de advocaten, die nog met zijn vader had gestudeerd. De andere kandidaat was een jongen met een Turkse achtergrond. Hij was net naar de kapper geweest, had keurig opgeschoren haar, een gloednieuw pak met gepoetste schoenen; hij nam het heel serieus en had zijn CV al in drievoud in de hand. Raad eens wie van deze twee het meeste wisselgeld in zijn rugzak had? Het meeste symbolische, culturele, sociale en talige kapitaal?

Bourdieu noemt dat je habitus: de manier waarop je jezelf beweegt in een bepaalde omgeving. Do you know how to play the game? Succes in welk veld dan ook is afhankelijk van je vermogen om de habitus van de gevestigde orde aan te nemen. Het was overduidelijk dat de advocaten die het sollicitatiegesprek voerden in de habitus van de eerste jongen - zijn taalgebruik, zijn kleding, de manier waarop hij zichzelf 'droeg'-, een kopie van zichzelf zagen. Het was kapitaal dat ze op waarde schatten.

Bourdieu doet daar nog een schepje bovenop door te zeggen: de gevestigde orde in een bepaalde omgeving ontwikkelt met elkaar een eigen 'smaak', een lifestyle. De auto waarin je rijdt, de kleren die je draagt, de restaurants waar je naartoe gaat: die hebben allemaal niet zoveel met je persoonlijke voorkeur te maken. Het zijn dingen die je met elkaar hebt verzonnen om je te onderscheiden van het plebs, om je superioriteit kenbaar te maken.

Stelletje snobs

Ik noem het zelf altijd de 'dictatuur van de goede smaak'. Je zou voor de lol eens een experiment moeten doen, dan weet iedereen meteen wat ik bedoel. Neem maar eens zo'n groep voor je, een bovenlaag van een bepaald veld - bijvoorbeeld een borrel met mensen uit de culturele sector. Je gaat daar naar binnen en laat vallen dat je ontzettend van Frans Bauer of André Rieu houdt, dat je net met je kinderen, Milano en Kimberly, heerlijk een middagje bij de Primark hebt gewinkeld en dat je zo'n zin hebt om volgende week naar de camping in Blanes te gaan. Moet jij eens kijken hoeveel vrienden je maakt. Dan ga je naar buiten en trek je een zwarte coltrui of een lichtblauw overhemd aan. Je gaat weer naar binnen, maar deze keer heb je het erover dat Bach je favoriete barokcomponist is, dat je met je bloedjes, Olivier en Emma, net naar een enig kinderfestival met biologische foodtrucks bent geweest en misschien doe je ook nog iets met start-ups. Moet je dan even zien hoeveel LinkedIn-uitnodigingen je op maandagochtend ontvangt. En let wel: niemand weet iets over het arbeidsethos of talent van deze ongenode gasten; ze weten alleen wie van hen het juiste wisselgeld en de juiste habitus heeft om zichzelf toegang tot de club te verschaffen.

Zo zie je dat de mensen die de mond vol hebben van participatie en gelijke kansen voor iedereen, ook degenen kunnen zijn die de hoogste muren optrekken voor diezelfde groepen. Bourdieu noemt dat symbolische onderdrukking, of symbolisch geweld. Met de mond inclusiviteit belijden, maar in de praktijk mensen uit je clubje weren omdat je ze op intellectueel of esthetisch niveau te min vindt.

Ja, denk daar maar eens over na. Stelletje snobs.

Dit heeft natuurlijk helemaal niets meer te maken met dat liberale uitgangspunt van de maakbare mens: hard werken en je komt er wel. You can be whatever you want to be! Wat nou, gelijkwaardig speelveld: sommige mensen hebben nu eenmaal een grote voorsprong op bepaalde velden die ze betreden en daarmee een veel grotere kans op overleven in de jungle. Dit is geen Pacman-spelletje, dit zijn eerder de Hunger Games.

Als je dit verhaal hebt aangehoord, kun je natuurlijk tegenwerpen: waarom is dat zo erg? Leer ermee leven, de wereld is niet eerlijk en mensen zijn nou eenmaal niet hetzelfde. Toch heb ik bezwaren tegen het systeem waarin wij nu leven, waarvan ik er twee wil noemen.

Mijn eerste bezwaar is dat dit systeem wel de preténtie heeft eerlijk te zijn, en daar doen wij allemaal aan mee. Vroeger was er tenminste nog openheid over het feit dat er ongelijkheid heerste: je kon nou eenmaal van een dubbeltje geen kwartje worden. Afkomst bepaalde inderdaad je toekomst en op basis dáárvan ontstonden nu juist de grote emancipatiebewegingen. Nu doen we alsof het allemaal aan jezelf ligt. Een vrije markt hand in hand met de vrije mens, nietwaar?

Mijn tweede bezwaar is dat we er keihard door zijn geworden. Solidariteit is bijna verdwenen en de mensen die dénken dat ze solidair zijn, zijn vaak blind voor hun eigen snobisme. We zijn een toereken-generatie geworden: álles kun je individuen toerekenen. Als je succes hebt komt dat door je harde werk, en als je faalt is dat dus je eigen schuld.

Het tijdperk na de val van de Berlijnse Muur heeft ons veel gebracht; voorspoed en vrijheden. Maar als we iets willen doen aan de ongelijkheden die er nog steeds zijn in de harde wereld waarin we nu leven, dan zullen we toch wat meer in elkaars rugzak moeten kijken. Welk kapitaal dragen we bij ons? Laten we eerst eens in onze eigen rugzak kijken. Laten we vervolgens wat meer oog hebben voor wat een ander meebrengt, in plaats van te eisen dat hij, of zij, de habitus van de gevestigde orde aanneemt om succes te hebben. En laten we vooral ophouden met net doen alsof het huidige systeem een eerlijk spelveld is. Want dat is het echt niet.

brainwash