De beste filosofen op de intensive care heten Hawkeye Pierce en Trapper John. Hoofdpersonen in M*A*S*H (1972 - 1983). Setting: een Mobile Army Surgical Hospital van het Amerikaanse leger ten tijde van de Koreaanse Oorlog. In een van de mooiste afleveringen belandt een Noord-Koreaanse soldaat op de intensive care van de 4077. Hij heeft dringend een bloedtransfusie nodig, maar Frank, eeuwige schlemiel, weigert dat. Te weinig bedden. Waarop Hawkeye en Trapper 's nachts bloed van Frank aftappen terwijl die slaapt en dat aan de gewonde geven.
De serie vermengt humor met ernst. In veel afleveringen zien we precies hoe het eraan toe gaat: vermoeidheid bij het personeel, riskante operaties, chaos en bloed, artsen die onmogelijke keuzes maken. De harde werkelijkheid is altijd aanwezig, maar nooit verliezen Hawkeye en Trapper het menselijke uit het oog. Dat betekent: behalve wat betreft het lichamelijke, ook aandacht voor kwetsbaarheid als het gaat om gevoel en denken. Sterker, we zien hen vaker patiënten helpen om te gaan met 'liefde, angst en verdriet' dan dat ze op miraculeuze wijze levens redden.
Als de nood aan de man is op de intensive care, luister ik liever naar artsen en zorgpersoneel (en wetenschappers) dan naar schrijvers en filosofen. Maar ook hún werkgebied — de verbeelding — is onmisbaar. De wetenschap maakt, de verbeelding maakt dragelijk. Ligt hierin de balans?