Eerder dit jaar legde het Europese Hof van Justitie het recht om vergeten te worden vast in een historische uitspraak die eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens moet garanderen.

Maar hierin kristalliseert zich een paradox uit: ‘eerbiediging van het privé-leven’ staat recht tegenover datgene wat het hart van de sociale media vormt, en dat is de zucht om gezien te worden. En daarom ook de drang om te worden herinnerd.

Op Facebook is de kracht van het visuele evident voor iedere gebruiker. Wie alleen maar tekstupdates plaatst komt van een koude kermis thuis qua likes en comments. Maar op het moment dat je een foto van jezelf post explodeert je pagina. Het is een soort bevestiging van je bestaan, zoveel dat je zou kunnen zeggen: ‘ik ben, want ik word bekeken’.

Zo werken sociale media nu eenmaal: hoe persoonlijker je activiteit, hoe dynamischer je interactie met je ‘vrienden’. Maar tegelijkertijd willen we dus die privacybescherming. Het is een dilemma.

John May is kantoorklerk. Hij werkt bij een Londense gemeente. Zijn taak: het opsporen van nabestaanden van mensen die alleen zijn gestorven.

Zelf heeft John geen leven. Hij woont alleen in een appartementencomplex van de gemeente. ’s Avonds eet hij in z’n eentje een blikje tonijn met een sneetje wit brood en drinkt hij een kopje thee met melk.

Daarna duikt hij in het leven van de overlevenden, onder meer door foto’s die hij uit hun huizen had meegenomen netjes in een album te plakken.

In Still Life van Umberto Pasolini reconstrueert John het leven van de anonieme doden, misschien uit een gevoel van verontwaardiging over het feit dat ze om wat voor redenen dan ook zijn vergeten door hun nabestaanden.

John staat erop dat ze worden herinnerd, vandaar het fotoalbum en zijn bezoeken aan familieleden die vaak niets liever willen dan de overlevenden vergeten.

In zijn laatste zaak — hij raakt zijn baan kwijt — komt hij in contact met de dochter van een man die het tijdens zijn leven wel heel bont heeft gemaakt. Drinken, vechtpartijen, gevangenis. De dochter wil niets meer met haar vader te maken hebben. Maar John dringt bij haar aan dat haar vader het recht op een begrafenis heeft waar mensen aanwezig zijn om zijn leven te herdenken.

Een kernmetafoor in deze film is het fotoalbum dat John maakt. Als motief verwijst het naar het ‘moderne fotoalbum’: Facebook. Net als de gebruikers van deze sociale-mediadienst weet ook John instinctmatig dat beelden van mensen tastbaar bewijst vormen dat ze ‘bestaan’, of in het geval van de film ooit hebben bestaan.

De beelden zijn herinneringen, en zonder herinneringen geen bestaan.

Vergeten worden is het ergste wat een mens kan overkomen, in Johns perspectief.

Maar maakt dat hem dan tot een anachronisme, juist in het kader van de Europese uitspraak over het recht op privacy?

Aanstaande maandag is juriste Britta Böhler te gast in een aflevering van OBA Live Filosofie, onder leiding van Wim Brands en met huisfilosoof Ad Verbrugge. Als cultureel beeld bij het thema ‘het recht om vergeten te worden’ bespreek ik de film Still Life.