De monsters onder ogen komen

Interview met emeritus-hoogleraar Publieksfilosofie Marli Huijer

Foto van Marli Huijer
  • Yonah Sint Nicolaas
  • Steven Albers

Wie bestempelen we als monster, en waarom? Volgens filosoof Marli Huijer hebben monsters een duidelijke functie: ze laten zien waar onze grenzen liggen, wat we normaal vinden en waar we bang voor zijn. We spreken Huijer voor 'Het filosofisch kwintet', waar ze te gast is, over hoe we 'monsters' onder ogen kunnen komen.

Marli Huijer is emeritus hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voormalig Denker des Vaderlands. Ze is opgeleid tot filosoof en arts en promoveerde op het werk van Michel Foucault. In de tweede aflevering van het nieuwe seizoen van Het filosofisch kwintet praat ze mee over hoe we kunnen samenleven met monsters.

Het motto van dit seizoen is: “De oude wereld sterft, en de nieuwe wereld worstelt om geboren te worden; nu is de tijd van monsters”. Marli, hoe zou  jij ‘het monster' definiëren?'

“Het monster is altijd iets wat overschrijdt. Het overschrijdt de wet, het ziet er anders uit, of het  overschrijdt datgene waarvan wij vinden dat het natuurlijk is. 'Monster' wordt vaak als negatief woord gebruikt. Denk aan de Medea’s, de Medusa’s of de Sirenes. Dat zijn allemaal monsters die ons waarschuwen: kijk uit, er zijn hele enge vrouwen. En als wij deze monsters niet aan jullie laten zien, dan krijgen we de vrouwen nooit meer terug achter het aanrecht.” 

Hoe worden monsters geboren?

"Wij maken ze zelf. Het is een specifieke manier van representeren, van interpreteren, van verbeelden, van verhalen vertellen, waardoor we mensen hun menselijkheid afnemen. En door middel van die ontmenselijkende verhalen, creëren wij de legitimatie om geweld te gebruiken tegen minderheden. Dát is de functie van iemand tot monster maken. Ze vormen een legitimatie om in te grijpen. Om gedrag in te dammen, om mensen tot de orde te roepen, weer in het gareel te brengen. Of anders te doden. Dat gaat op een glijdende schaal, maar het begint met ontmenselijking.

Soms creëren we ook monsters om onszelf als redders te presenteren. Zo kun je als politiek leider ook monsters creëren. Trump, bijvoorbeeld, creëert zogenaamd gevaarlijke transgenders, of zogenaamd gevaarlijke diversiteit. En hij is dan zelf de grote redder: ik ga jullie met mijn programma redden. Toch zou ik ook Trump geen monster noemen. Ik ben met Hannah Arendt geneigd te zeggen: waak ervoor monsters te maken. Want dan zie je niet dat vrijwel iedereen in bepaalde omstandigheden zich zo kan gedragen. Het systeem is monsterachtig, maar het is de vraag of elke rariteit in dat systeem ook per definitie is. Op het moment dat je zegt:' Trump is het monster', hoef je je niet bezig te houden met die enorme groep die tegen diversiteit is, tegen de emancipatie van vrouwen en andere groepen. Wat je beter kunt doen, is zoeken naar andersoortige monsters. Die ons helpen om tegenstellingen te boven te komen, zodat we niet alleen maar in vriend en vijand denken."

Foto van de tafel met gasten.
© Ron Magielse

Andersoortige monsters?

"Je hebt monsters die ongelooflijk leuk en prettig zijn en allerlei nieuwe toekomsten openen. Ik ben veel met Donna Haraway bezig geweest. Zij is een Amerikaanse bioloog en filosoof met leuke monsters. Ze gebruikt het monster als iets wat weerstand biedt aan de bestaande orde, die ons vastlegt in allerlei categorieën. Volgens haar zijn wij mensen bijvoorbeeld ‘cyborgs’, de mens die vermengd met technologie allerlei nieuwe mogelijkheden heeft. Ik hoef geen man in huis te hebben om een schroef in de muur te boren, want ik heb gewoon een machine. Daar word ik vrolijk van.

Je hoeft niet altijd in vriend en vijand te denken. De vijand is het monster, het andere, de vriend is hetzelfde, het gewone. Ook die dichotomie kun je overkomen door niet te focussen op datgene wat zo anders is, maar door meer te kijken naar hoe je verschillen tussen mensen naast elkaar kunt laten bestaan. Hoe kun je die waarderen, hoe kun je pluraliteit vormgeven? Een beetje meer Sesamstraat: vriendelijke monstertjes, die het prima met elkaar kunnen vinden. Als die tussentijd tot nieuwe monsters leidt, die het mogelijk maken om dichotomieën, tegenstellingen te boven te komen, zoals die van man-vrouw, wit-zwart, geef mij dan maar een heleboel nieuwe monsters.”

Welke handvatten zijn daarvoor?

“De kunst. Ik hou ook van schilderijen van Francis Bacon, met veel misvormde mensen. En ik kijk ook graag in embryologie boeken, waarin allemaal misvormde embryo’s staan. Die boeken tonen de veelheid en diversiteit van mensen. Ik ben zelf een klein mens. Stel je voor dat dat zou betekenen dat ik daardoor een soort uitzondering ben die er eigenlijk niet mag zijn? Dat zou ik vreselijk vinden. En dat is maar een piepklein voorbeeld. Maar er zijn natuurlijk allerlei mensen die bepaalde fysieke eigenschappen hebben. En als je alleen nog maar een soort standaard van perfectie hebt, dan horen al die mensen er niet bij. Dan mag iemand met een kleine afwijking er al niet meer bij horen. Daarmee haal je de jus uit de samenleving.” 

Hoe komt het dat je je zo op je gemak voelt bij de overschrijding van grenzen? Heb je dat moeten leren?

"Ik denk dat het bij mij voortkomt uit dat ik op mijn 35e mijn beide ouders kwijt was. Allebei, met name mijn moeder, hadden een langdurig ziekteproces. Waardoor je dus op redelijke jonge leeftijd haast fysieke monsterlijkheid ziet, die je psychisch niet goed aankan. Iemand die sterft kan gruwelijke dingen zeggen, of enorme verwondingen hebben. Die laat bepaald niet het gezonde plaatje van de mens aan je zien. Dan is het feit dat er kunst en literatuur bestaat, waarin die ervaring verwoord wordt, heel troostend. Juist als het gruwelijk is. Zoals de teksten van George Bataille. Als je zelf veel aan een sterfbed zit, zijn dat heerlijke teksten om te lezen. Omdat je dan je monsterlijke innerlijke gevoelens een plaats kunt geven, terwijl je naast iemand zit die aan het sterven is, en die in zekere zin zijn menselijkheid verliest.” 

Die teksten doen op zo’n moment eer aan de realiteit?

“Ja, het past dan bij de realiteit. Je voelt je herkend, gezien. Ik heb in die tijd ook een performance gedaan bij Buitenkunst, een kunstfestival op een camping. Mijn ouders waren dood, en ik wilde zo graag weten hoe het is om onder de grond te liggen. Ik heb op het toneel een graf gegraven, en daar ben ik in gaan liggen. Met een tuinslang in mijn mond. En toen werd ik echt helemaal begraven. Ik wilde gewoon, een beetje à la Bataille, weten: god, hoe is het voor mijn ouders om daar te liggen? Ik wil het ervaren.”

En hoe was die ervaring?

“Ik vond het geruststellend. Ik vond het helemaal niet eng. Ik dacht: oh, zo is het dus.” 

Dat is een hele actieve manier om iets te onderzoeken.

“Het is nog altijd zo dat ik, als ik ergens bang voor ben, dat waar ik bang voor ben juist opzoek. Ik had hier op de steiger op een gegeven moment een rat. Monster! Monster! Maar toen kwam ik een schilderijtje tegen met een rat. Het staat daar achter jullie. En ik bedacht: oh, ik moet gewoon dagelijks naar die rat kijken. Ik moet ervan gaan houden. Als ik er nu eentje zou zien, zou ik er veel minder moeite mee hebben. Ik heb het omgekeerde wat de meeste mensen hebben. Dus als iedereen zegt dat moslims heel eng zijn, ga ik direct naar de moskee."

Kijk en luister Het filosofisch kwintet over monsters

Aflevering 2: Samenleven met monsters

Iedere tijd baart zijn eigen monsters. Mensen die we afkeuren, buitensluiten en ontmenselijken. Kortom: vijanden. In deze aflevering van Het ‘Het filosofisch kwintet’ onderzoekt Arnon Grunberg samen met zijn gasten waarom we monsters produceren. Wie bepaalt waar normaal ophoudt en abnormaal begint - en hoe wordt die grens in de samenleving bewaakt? Met filosoof Marli Huijer, strategisch analist Gerben Bakker en horrorprofessor Dimitri Goossens.

Vanaf zondag 29 juni op NPO Start