Mariniers huilen niet. Tenminste, niet als iemand het ziet. Het is woensdag, ergens eind januari. Halte vijf voor 'De publieke tribune': een halflege hangar ergens achteraan een halflege kazerne. Researcher van De publieke tribune Michiel is erbij.

Op de opnamevloer zitten 25 mensen met een link tot het leger: beroepsmilitairen, burgerpersoneel, reservisten en veteranen. Vooraan hun baas admiraal Rob Bauer. In neutraal gevechtspak, maar met vier trotse sterren op zijn schouder. Verschil moet er zijn. De centrale vraag: Waar vechten we voor? Daar willen we het die woensdag graag over hebben. Goede vraag trouwens: Waar vechten we voor?

Genekt door de vrede

Laten we bij het begin beginnen: waar vechten militairen eigenlijk zelf voor? Vrede? Lijkt me evident, mooi ideaal ook. Maar juist die vrede lijkt hen te nekken. Juist aan de vooravond van '75 jaar vrijheid' voelt het leger zich niet langer gewaardeerd.

Er gaan geen vlaggen meer uit als een kolonne passeert en de voortdurende vrede holt het leger langzaam uit. In het binnenland zie je ze zelden. Ze lijken louter een soort uithangbord voor Buitenlandse Zaken. Burgers begrijpen hun nut niet. Wat doen die gekken achter die hekken? Wie zijn ze? Waarom leven ze in hun eigen maatschappij?

Compleet met eigen regels, gebruiken en voorzieningen. Zo ver van de onze. Wij betalen, maar beschermen ze ons ook? Waar vechten zij eigenlijk voor? Of zijn militairen net als boeren en is klagen een soort sport? Om het bestaande geluk te verbergen.

Gebrek aan mensen en materieel

Wij burgers en kijkers hadden graag een verheven antwoord op bovenstaande vragen gehad. Die geven soldaten ook graag. Maar die woensdag willen ze het eerst en vooral over twee basisvoorwaarden hebben: mensen en materieel. Of in dit geval: het nijpende gebrek eraan.

Met meer dan 8.000 vacatures op amper 60.000 personeelsleden, kan het leger als werkgever nauwelijk nog met de burgerwereld concurreren. Quasi hetzelfde liedje over het materieel - militairen spreken graag over spullen - want ondanks extra centen, blijft het grotendeels behelpen. Tanks delen met de Duitsers, wel of geen reserve-onderdelen, kledij die wel is besteld, maar wie-weet-wanneer ze komt...

Ondanks extra centen, blijft het grotendeels behelpen

researcher Michiel Galle

Kapot voor minder kapot

Halverwege het gesprek in die halflege hangar neemt plots een marinier het woord. Hij vertelt over de schaamte die hij voelde toen hij vanachter de uitleenbalie tijdenlang een kapotte legerjas voor een net iets minder kapotte legerjas moest ruilen, bij gebrek aan beter.

Hij als trotse marinier, doodbeschaamd. De ogen van zijn mede-mariniers mijdend, de viersterren-admiraal vooraan luistert. Hij stelt gerust: er komt straks een nieuwe jas. Maar niettemin voel ik ook zijn pijn. Deze marinier huilt, zijn stem trilt. Geen traan, maar een stille stroom aan puur soldatenverdriet. Ingehouden woede.

In zijn hoofd vecht hij niet langer tegen de Taliban of verslaat hij het ganse IS-leger. Neen. Hij strijdt ook niet voor vrede. Neen: deze jongen vecht voor een nieuwe jas. Daar vechten echte mariniers momenteel voor. En is die nieuwe jas er straks, dan start het volgende gevecht: het vinden van een nieuwe collega om die jas te passen.

Deze marinier huilt. Ik hoop dat iedereen dit zondag ziet.

Dit is ook interessant