6 juni
Halsema-fobia
In de week na de politiemoord op George Floyd heb ik me verbaasd over de manier waarop de publieke opinie zich in Nederland ontwikkelde, vooral het gedrag van politici, journalisten en gebruikers van sociale media viel op. Hier een aantal medialogische kanttekeningen van afgelopen weken.
#1. Media: te veel Amsterdam, te weinig Washington
Bijna alle aandacht in Nederland concentreert zich op de overvolle Dam en de rol van de burgemeester van Amsterdam daarin. Veel minder prominente aandacht in de sociale media, de nationale kranten en televisierubrieken krijgen de demonstraties in de Verenigde Staten en het gedrag van President Trump. Terwijl deze afgelopen dinsdag en woensdag het leger inzet tegen zijn burgers, en hij spreekt over ‘het domineren van de ‘battleground’, waarmee hij de doodgewone straten in Amerika bedoelt.
Een vermeende taxatiefout van Femke Halsema krijgt meer aandacht dan het aan de kant zetten van rechtsstaat en democratie door de machtigste persoon van de westerse wereld.
#2. Politiek: Te veel gekissebis over schuldvragen, te weinig energie voor saamhorigheid
De aandacht die minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus en burgemeester Femke Halsema in hun app-verkeer geven aan het afschuiven van verantwoordelijkheid voor de volle Dam is disproportioneel.
Dat is indekgedrag. Ze hadden hun energie beter kunnen besteden aan een eenduidige boodschap: weg met diepgewortelde rassendiscriminatie, weg met het corona-virus. In crisistijd zijn leiders nodig die perspectief bieden en vooruit kijken.
#3. Publiek: hysterie over valse tegenstelling
De schijntegenstelling tussen de strijd tegen rassendiscriminatie en de strijd tegen het coronavirus wordt in de sociale media tot grote hoogten opgevoerd, terwijl er alle aanleiding is om beide doelen met evenveel daadkracht en strengheid na te streven. Je wordt gedwongen een kamp te kiezen, je wordt gevraagd oproepen te ondertekenen voor de één of tegen de ander. Het is racisme óf corona, het is Halsema óf Grapperhaus, waarbij opportunisten van uur tot uur hun bordjes verhangen.
Thierry Baudet bijvoorbeeld, die in Volendam nog protesteerde tegen de anderhalve metersamenleving maar in de loop van de bewuste maandag, toen de Dam volliep, de grootste pleitbezorger wordt. De hysterie van het sociale mediatijdperk staat een inhoudelijk gesprek in de weg.
Terwijl diezelfde sociale media ook een positieve rol hebben gespeeld bij het agenderen van de inmiddels al historische politiemoord. Dankzij opnamen met telefooncamera’s wordt de misdaad talloze malen vastgelegd, en dankzij onder andere Facebook, Twitter en Instagram de politiemoord op George Floyd in Minneapolis snel over de hele wereld verspreid. Deze moord kan niet worden weggepoetst of in een dossierlade verdwijnen, zoals dat in het verleden vaak gebeurde.
#4. Media: Het ontbreken van een diepgravende discussie over de betekenis van artikel 1 van de Grondwet in de Dam-discussie
Artikel 1 van de Grondwet luidt: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
Op AT5 stelt Halsema maandag dat ze de demonstratie te belangrijk vindt om in te grijpen. Die uitspraak roept de discussie op of sommige demonstraties belangrijker zijn dan andere demonstraties. Mag je voor een anti-racismemars bijvoorbeeld wél de corona-voorschriften tijdelijk opzij schuiven maar voor een mars van boeren of van pegida niet? En staat de Grondwettelijke regel dat je gelijke gevallen gelijk moet behandelen (en daarmee: ongelijke gevallen ongelijk) een dergelijk ‘verschil maken’ toe? Over die vraag heb ik afgelopen week geen goed debat gehoord, gezien of gelezen.
#5. Tijdgeest: het belonen van radicale tegenstellingen
Er zijn namen die ervoor zorgen dat de sociale media exploderen. In Amerika is dat Trump, in Engeland is het Boris Johnson en in Nederland zijn het Wilders, Baudet en Femke Halsema. Zij zijn topartiesten in een tegenstellingencultuur. Zij zijn top-aandelen in een aandachtseconomie. Opvallend is dat Halsema de enige is met een progressieve signatuur (al komt D66’er Rob Jetten er aan).
Sinds de coronacrisis is Halsema meer dan wie ook het boegbeeld van rechtse demonisering en linkse aanbidding. Zelf probeer ik me daar ver van te houden maar twee weken geleden moest ik Halsema toch een compliment geven. Ik schreef: ‘Terwijl ondernemend en feestend Amsterdam haar bijkans vervloekt, blijft de burgemeester op basis van feiten terughoudend. Ze remt het massatoerisme en massaevenementen af.’
Na de massale demonstratie op de Dam denk ik daar iets genuanceerder over, maar het enkel noemen van Halsema’s naam zorgde voor veel (meetbare!) extra sociale media-aandacht voor mijn stuk. Nu ik de naam ‘Halsema’ meer heb genoemd dan ooit, verwacht ik die aandacht uiteraard opnieuw.
Ik hoop alleen dat ik alle Halsema-aanbidders en Halsema-haters die dit stukje lezen een theelepeltje rust en rede heb kunnen aanbieden. Want die boodschap scoort nog niet bijster goed in de wereld van de nieuwe media.