‘In zo'n gesprek met een filosofisch practicus is er aandacht voor wat je denkt, en neem je ook de tijd om daar weer over na te denken,’ zegt Margit. ‘En je spreekt je denken hardop uit. Dat hardop uitspreken draagt heel erg bij aan bewustwording. Je creëert een afstand tussen jezelf en wat je denkt. Het is best wel lastig om met je eigen denken te denken over je denken. “Kan dat überhaupt wel?”, kun je je afvragen.
‘Het doel is dus het bevragen van je eigen denken, zowel het eigen maken van die kunst, als het oefenen van dat vermogen. Daarnaast ontwikkel je bepaalde zeflkennis. Zo kun je bewuster voor een bepaalde keuze gaan, en daar ook vanaf wijken als je denkt dat dat beter is.
‘Bij mij werkt het zo dat ik bepaalde overtuigingen heb, bepaalde ideeën. Die beïnvloeden mijn keuzes of mijn gedrag, zelfs mijn gevoelens. Maar ik heb ze niet bewust. Dan ben ik daar dus ook niet vrij in.’
Margit geeft een voorbeeld. Toen haar kind een half jaar was, was dat een periode waarin hij veel huilde. Margit werkte toen vaak thuis, en raakte gefrustreerd wanneer hij huilde. ‘Ik raakte in conflict met mezelf. En een lange tijd wist ik niet waarom dat was. Ik voelde dat ik het vervelend vond wanneer hij huilde, maar veel verder ging mijn bewustzijn niet.’
Tot het moment dat ze zelf een filosofisch gesprek in ging, als bezoeker, voor nascholing. Tijdens het gesprek ontdekte ze dat ze het irritant vond wanneer hij huilde tijdens haar werk. Maar tegelijkertijd had ze de overtuiging dat ze de perfecte moeder moest zijn. Haar onbewuste idee hierover was een moeder die altijd ontvankelijk was, en het niet irritant zou vinden wanneer haar kind huilt.
‘Vanwege die overtuiging kreeg ik een innerlijk conflict, want ik was wel geïrriteerd, en dus geen perfecte moeder. Zo ging de redenering. Maar die redenering was niet bewust. Door zo’n gesprek kon ik zowel die redenering, als het begrip “perfecte moeder” bevragen.’
Tekst gaat verder na de afbeelding