Tim Hofman zou nooit een tattoo van Superman laten zetten. Van Batman wel, want die schuurt. Schuren, jennen en provoceren zit de programmamaker, presentator en blogger TIM HOFMAN (28)
in het bloed. Niet als doel op zich, maar wel voor een boodschap of het debat.
Dat is nodig, vindt hij, want we zijn bang met z’n allen. "De hele maatschappij is gebouwd op angst."

Voor het BNN-programma Je zal het maar hebben bezoekt hij mensen met een ernstige handicap en probeert hij zich ‘open en verwonderd’ voor te stellen hoe het is om hun leven te moeten leiden. In #Boos – uitgezonden op YouTube - gaat hij namens gedupeerde tieners verhaal halen bij bedrijven die ervan worden verdacht de boel te belazeren. Het zijn twee kanten van Tim Hofman, een eigengereide, gretige bijna-dertiger die in medialand furore maakt. Eigenlijk vindt hij álles interessant - zelfs geïnterviewd worden - maar het moet wel snel tussendoor, want hoe graag Tim ook wil praten: hij heeft weinig tijd.

Toen ik je sms’te, kwam je net uit de studio van De Wereld Draait Door gehold. Je was op weg naar Berlijn zei je, en je stelde voor om een afspraak te maken voordat je naar de Filipijnen af zou reizen.
“Check.”

Wat valt je op aan dit begin?
“O... ehm, druk? Veel? Is dat het goede antwoord? Ik heb een vol leven, absoluut. Vind ik leuk. Het is heel leerzaam om  tafelheer van Matthijs van Nieuwkerk te zijn, in Berlijn hadden we met ons team van ‘#Boos’ een cursus bij het hoofdkantoor van YouTube - óók interessant - en over een paar dagen vlieg ik naar de Filipijnen om een documentaire te maken voor ‘Spuiten en Slikken’. Ik zit nu in een exorbitant drukke tijd, heb in de afgelopen zes weken misschien twee dagen vrij gehad, maar doordat ik mijn werk zie als een vorm van topsport, kost het me niet zo veel moeite om dit vol te houden. Ik eet gezond, ik drink matig en ik slaap voldoende. Kortom: ik zorg goed voor mezelf.”

Ben je zo iemand die alles aanpakt?
“Was ik wel, maar ik ben inmiddels iets gematigder geworden. Ik bedoel: ik doe niet alles om maar in beeld te zijn, maar ik werk wel meer dan ooit. Daarnaast besteed ik ook veel tijd aan introspectie en verdieping: Wie ben ik? Hoe sta ik in de maatschappij? Hoe werkt dat hoofd van mij? Ik heb geleerd om voortdurend bij mezelf te rade te gaan. Zitten en denken. Voelen, heel veel voelen. Alles toelaten. Als je fit bent, kan zoiets; dan ga je niet zo snel aan je emoties ten onder.”

Je klinkt als iemand die door schade en schande wijs is geworden.
“Dat is ook zo. Ik kom uit een groot gezin, de oudste van vijf, en ik was het nooit zo gewend om tijd aan mezelf te besteden. Mond houden, gevoelens uit de weg gaan. Dat heb ik lang volgehouden. Tot ik, zo rond mijn negentiende, op een plek kwam waar ik liever niet meer naar terugkeer.”

Waar zat je? Ergens onder aan de trap?
“Ja, zo kan je het wel omschrijven. Ik was bang. Ik wilde mijn bed niet meer uitkomen. Soms dacht ik: als het morgen afgelopen is, vind ik dat helemaal niet erg. Gek genoeg had bijna niemand in de gaten hoe slecht het met me ging. Zelfs mijn beste vriend, met wie ik toen samenwoonde, keek ervan op toen ik durfde toe te geven dat ik depressief was. Het zullen de genen zijn, maar voor een deel waren het ook de omstandigheden.Ik had een relatie met iemand die aan anorexia leed en er was nogal gedoe in mijn familie - maar daar wil ik liever niet over praten omdat het over anderen gaat en het is niet hun keuze om de openbaarheid te zoeken, begrijp je?”

Ja, natuurlijk. Maar hoe kwam je er dan uit?
“Ik ben een paar keer naar een psycholoog gegaan. Ook een tijdje wat langer. Gewoon, om even te praten - iets wat ik nog moest leren - maar dat was al prettig genoeg. Ik kreeg een zetje, ik werd op gang geholpen, daarna kon ik het zelf. Dat is steeds mijn insteek geweest: ik wil niet afhankelijk worden van personen of instituties. Ik wil dus niet zwaar gaan hangen op een bepaalde therapie, of nog erger: me uitleveren aan een of andere godsdienst. Na een of twee jaar werden de neerslachtige gevoelens minder doordat ik de dingen anders aan ging pakken. Dat is te vaag, zeker? Laat ik het dan zo zeggen: ik veranderde patronen en ik ging zekere mensen uit de weg, terwijl ik anderen juist meer toeliet.”

Zul je nu nooit meer zo diep wegzinken?
“Dat weet ik niet, maar áls dat gebeurt, weet ik ook hoe ik er weer uit moet komen. Als ik me slecht voel, voel ik me slecht. Natuurlijk zal ik ook mijn best gaan doen om me beter te voelen, maar eerst erken ik dat het niet zo lekker gaat. En ik raak er niet meer van in paniek. Maar hee, nu gaat het al een tijdje over depressies. Is dat wel een humanistisch thema?”

Waarom niet? Maar goed, ik wil best even ergens op doorgaan: je zei net dat je geen religie nodig had om er weer bovenop te komen.
Hell, no. Je mag geloven wat je wil, ik zal de vrijheid van godsdienst altijd verdedigen, maar voor mij past religie in het rijtje van kwakzalverij, horoscopen en pseudo-wetenschappelijke shit – en het liefst ergens achteraan. Dat er in de evolutietheorie ook wel een paar gaten zitten, wil niet zeggen dat de scheppingsverhalen als enige optie overblijven, toch? Wat ik trouwens ook zo storend vind: dat je een atheïst wordt genoemd als je niet in God gelooft. Daar zit dat woordje toch weer in. Alsof je eigenlijk een ontkenner bent.”

Een agnost dan?
“Tja, iemand die het zogenaamd niet weet. Dat is in zekere zin ook te veel eer voor het mogelijke bestaan van God. Want er moet toch iets zijn? We weten het niet, we zijn iets kwijt... nou, dan dát maar! Gaan we met z’n allen een of andere god aanbidden. Dat hele religie-systeem is gebaseerd op angst. Angst is trouwens de emotie waar onze gehele maatschappij op lijkt te zijn gebouwd. We zijn bang voor het onbekende, bang voor de ander, bang voor de mening van die ander. Ik erger me kapot aan dat laffe leven. Waarom is het zo eng om iets op een ándere manier te benaderen? Wees het oneens, ga de polemiek aan, probeer de ander te overtuigen. Wees mondig.”

Provoceer?
“Desnoods, ja. Niets is heilig - ja, vrijheid, vrijheid is heilig, maar verder mag je wat mij betreft zeggen wat je wil. Natuurlijk maak ik geen grapjes over kanker als iemands moeder net aan die ziekte is overleden, maar dat is gewoon een fatsoenlijke afspraak... Ik moet overigens wel zeggen dat ik op Twitter iets minder vaak zomaar iets zal roepen sinds die keer dat de ironie in mijn tweet over Amelia door heel veel mensen niet echt werd opgepikt.”

Die heb ik gemist. Wat tweette je dan?
“Toen Amalia in december vorig jaar voor haar verjaardag een nogal suf cadeautje kreeg, schreef ik: ‘goddomme. word je twaalf krijg je een klassiek concert. bitch wil voelen aan Justin Bieber en een pyjamafissa vieren.’ Waarop de pers onmiddellijk kopte: TIM HOFMAN NOEMT PRINSES AMALIA EEN BITCH!  Dat was natuurlijk ook niet de strekking van mijn tweet, maar goed, toen begreep ik wel dat ik zoiets net zo goed niet kon plaatsen. Het draagt namelijk, behalve het kenbaar maken van mijn aversie tegen het koningshuis, niks bij. Ik probeer de onbelangrijke dingen er een beetje uit te filteren. Ik wil liever iets zinnigs zeggen, mooie programma’s maken, en als zo’n kuttweetje die intentie overschaduwt, schiet ik aan mijn doel voorbij.”

Heet dat: ouder en wijzer worden?
“Wijzer? Joh, ik maak nog steeds zoveel fouten. Misschien moet je zeggen: ouder en anders. Mijn beeld verschuift. Voortdurend. Ik wil mijn eigen denkbeelden blijven toetsen. Ik wil geen narcistische man worden die alleen maar geilt op zijn eigen televisietrucjes.
Ik heb een podium en dat gebruik ik graag voor iets ambachtelijks, voor een boodschap, een debat, whatever. Dat klinkt wel heel pretentieus - alsof mijn stem zo belangrijk is - maar goed, als je een media-figuur bent, gaan mensen je toch anders behandelen. Ze hemelen je op, of ze leggen je onder een vergrootglas. Hoe dan ook: ik heb de aandacht en daar kan ik dan net zo goed gebruik van maken. Ondertussen hou ik goed in de gaten dat ik niet ga geloven in het beeld dat van mij wordt gecreëerd. Ik blijf gewoon een normale gast. Ik ben liever anti-establishment dan dat ik deel er onderdeel van uitmaak.”

Dat is ook de houding die je in programma’s lijkt aan te nemen: beetje slungelig, beetje pesterig.
“Maar ik bén slungelig! En nee, ik pest nooit. Ik jen. Soms. Een beetje. Maar alleen bij de mensen die ‘boven’ me staan. Persvoorlichters, woordvoerders, bedrijfsleiders: types die we voor ‘#Boos’ een bezoekje brengen. Nooit op een boosaardige manier, maar wel eens met een geintje. Als je zestien bent en je telefoon-abonnement wordt tot drie keer toe zonder reden afgesloten is het best fijn als iemand voor jou bij zo’n bedrijf langs gaat, toch? En nee, dan laten we ons niet zomaar afpoeieren natuurlijk... Bij ‘Je zal het maar hebben’ is het weer een heel ander verhaal. Daar maak ik óók grapjes, maar de openheid die ik daarmee oproep, zal ik nooit afstraffen. Als iemand zonder benen zegt: ‘van dit soort opmerkingen ben ik echt niet gediend’, dan herneem ik mezelf onmiddellijk. Het is misschien één keer gebeurd trouwens; meestal stellen mensen het wel op prijs dat je hen niet als een zielig hoopje patiënt behandelt. En als er ongemakkelijkheid is - bijvoorbeeld: dat ik niet weet  hoe ik een anders gevormde hand moet schudden - dan laat ik dat gewoon bestaan. Ik wil ook graag een beetje kleur geven aan een programma. Als je de informatie grijs houdt, gaat ‘ie aan de kijkers voorbij. Mijn interesse is sowieso altijd oprecht. Je hebt kanker, oké, maar hoe krijg je dan toch nog zin in een nieuwe dag? Dat wil ik echt proberen te begrijpen.”

Is die nieuwsgierigheid er altijd? Ook als de camera niet aan staat?
“Ja, het enige verschil is misschien dat ik bepaalde eigenschappen in beeld soms een beetje uitvergroot. Ik bedoel: ik sta niet iedere verjaardag open voor de ervaringen van anderen. Ik heb het wel altijd leuk gevonden om impertinente vragen te stellen, om een steen in de vijver te gooien en te zien welke golfslag er ontstaat. Er zal vast een beetje geldingsdrang in hebben gezeten, ooit, maar dat is nu echt niet meer van toepassing. Als je op geldingsdrang blijft drijven, hou je het in dit vak niet vol. Weet je wat ik laatst dacht?”

Nou?
“Dat ik heel goed in mijn eentje op een berg aan de andere kant van de wereld zou kunnen staan, zónder de behoefte te voelen om dat op YouTube, Twitter, Instagram of waar dan ook, met wie dan ook te delen. Gewoon, genieten van die ervaring.”

Wat let je?
“Niets. Of ja, tijd? I don’t know man. Eerst maar eens naar de Filipijnen. Als ik terugkom, ben ik één dag in Amsterdam. Daarna ga ik een weekje naar Parijs. Maar dan... o ja, misschien nog even naar Londen.”

Snelle blik op z’n mobieltje. Niks gemist zo te zien.  Nu nog even een paar uur werken. Vanavond misschien een tattoo laten zetten. Hij showt de collectie op zijn onderarmen. Het kattekopje van kledingmerk Golf Wang, Sjakie - een karakter uit een van de kinderboeken  van Roald Dahl - met het gouden wikkel in zijn hand. ‘Goeie gast, die Sjakie. Underdog, antiheld. Ik zou nooit voor een plaatje van Superman kiezen. Batman? Ja, die wel. Batman schuurt. Een beetje schuren, daar hou ik van.”

Biografie

1988  Geboren in Vlaardingen.
2007  Verhuist naar Den Haag.
2010  Verlaat na drie niet afgemaakte studies de universiteit. Maakt naam als blogger, ‘debroervanroos’.
2011   Wordt toegelaten tot BNN University.
2012   Begint te werken voor het BNN-programma ‘Spuiten en Slikken’.
2014   Presentator van ‘Je zal het maar hebben’.
2016   Winnaar van het spelprogramma ‘Wie is de Mol?’ Schuift aan als tafelheer bij ‘De Wereld Draait Door’. Begint eigen YouTube-kanaal, getiteld ‘#BOOS’.
2017   Verschijning van zijn dichtbundel bij uitgeverij Meulenhoff.