In de tweede uitzending van 'De publieke tribune' gingen zwerfjongeren, hulpverleners en ambtenaren in gesprek met staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) over het groeiend aantal dak- en thuisloze jongeren in Nederland. En dat leverde een aantal interessante lessen op.

Nederland telt rond de 12.500 zwerfjongeren. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ligt het werkelijke aantal hoger. Veel dak- en thuisloze jongeren blijven buiten beeld van de overheid en hulporganisaties. En daar moet verandering in komen, stelde staatssecretaris Blokhuis vast.

Onlangs lanceerde hij zijn ambitieuze actieplan: tegen 2021 moet elke zwerfjongere een eigen huis en een kans op zelfstandig bestaan hebben. Maar hoe haalbaar is dit? En hoe verhoudt zijn plan zich tot de dagelijkse ervaringen van de mensen op de publieke tribune?

Een aantal lessen uit de praktijk...

#1. Zwerfjongeren zijn geen zakenlui

"Op het moment dat ik dakloos werd, leek het net of ik een zakenvrouw was geworden," vertelt Josephine aan de staatssecretaris. Ze had elke dag afspraken en moest overal naar toe, zonder dat ze precies wist waar ze aan moest kloppen.

Straatadvocaat Tim van Rooijen weet als geen ander waar jongeren als Josephine tegenaan lopen: "Je moet bijna hbo-geschoold zijn in bestuurskunde om de loketten nog goed te kunnen begrijpen. Jongeren die bijvoorbeeld een tijdje bij vrienden op de bank hebben geslapen, moeten bij het gemeenteloket aantonen dat ze echte Rotterdammers, of echte Utrechters zijn. Anders krijgen ze geen hulp. De gemeente heeft het liefst dat je netjes ingeschreven staat, maar dat is nu juist zo moeilijk aan te tonen voor deze jongeren."

Tekst gaat door onder de video

#2. Jongeren met problemen ≠ probleemjongeren

Imane Abalhof bewoont nu sinds een tijdje een kamertje binnen het Leger des Heils. Ze geeft aan dat het belangrijk is dat jongeren zoals zij niet als nummertje of als probleemjongere worden gezien, maar gewoon als mens. “Dat gebeurt te weinig,” zegt ze tegen de staatssecretaris.

Blokhuis: “Een jongere die veel ellende met zich meedraagt, wordt al gauw gezien als een verzameling van problemen, in plaats van als mens. Het zou mooi zijn als we vragen wie deze jongeren zijn en wat ze willen.”

Op de vraag van Blokhuis wat ze het meest heeft gemist, antwoordt Imane: “Mijn grootste wens was toen: kijken naar mij als persoon.”

Tekst gaat door onder de video

#3. Zwerfjongeren hebben één aanspreekpunt nodig

Staatssecretaris Blokhuis herkent de problemen die jongeren benoemen in de uitzending. "Bijvoorbeeld dat jongeren het gevoel hebben moord en brand te moeten schreeuwen om hulp te krijgen. Of dat jongeren het gevoel hebben niet serieus genomen te worden door degenen bij wie ze hun hulpvraag neerleggen. En als ze al een hulpvraag heb, dan komen er zoveel hulpverleners bij kijken, dat ze helemaal knettergek worden van alle prikkels."

Volgens de staatssecretaris zijn het allemaal gemiste kansen om jongeren een goede start te geven. Hij benadrukt dan ook dat hij het belangrijk vindt dat deze jongeren één aanspreekpunt hebben. "Een soort coördinator met een 06-nummer. Als ze die bellen, dan kijkt diegene mee met alle dingen die voor hen geregeld moeten worden."

Tekst gaat door onder de video

#4. Niemand is verantwoordelijk voor zwerfjongeren tussen de 18 en 21 jaar

Volgens de wet zijn jongeren pas vanaf 21 jaar financieel onafhankelijk van hun ouders. Dat betekent dat ouders verantwoordelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Ouders moeten dan ook betalen voor de kosten van levensonderhoud en studie tot hun kinderen 21 jaar worden. Alleen, jeugdzorg laat deze zelfde jongeren vanaf hun achttiende al los en biedt vanaf dat moment geen zorg en ondersteuning meer aan deze groep. En dat zorgt zo nu en dan voor schrijnende situaties, bijvoorbeeld voor ouders.

Dat weet ook Tineke Voogd. Haar zoon werd op zijn veertiende uit huis geplaatst wegens gedragsproblemen. Na een aantal jaren begeleid wonen, werd hij kort na zijn achttiende verjaardag uit de zogenaamde kamertraining gezet (intensieve training in zelfstandigheid binnen de jeugdzorg), waarna hij op straat belandde. "Dat was verschrikkelijk, omdat je ook voor je gevoel geen steun krijgt. En je kan geen kant op, want hij is officieel volwassen."

Hulpverlener Linda Zengerink herkent dit probleem: "We laten jongeren eigenlijk vanaf achttien jaar, over het algemeen, los. Maar dat gaat wel over een periode van drie jaar, terwijl de hersenen van die jongeren nog volop in ontwikkeling zijn."

Tekst gaat door onder de video

#5. Artikel 5 is er niet voor niets

"Een gemiddelde gemeenteambtenaar of medewerker van een jongerenloket loopt geen risico om afgestraft te worden als hij of zij precies de regels volgt," weet straatadvocaat Tim van Rooijen. "Diezelfde medewerker loopt wél het risico om afgestraft te worden als hij of zij zijweggetjes gaat zoeken, of wanneer-ie iets meer geeft dan eigenlijk bedoeld was. Tim omschrijft dit dan ook als een negatieve prikkel om ook echt iets te gaan doen voor jongeren. "En van die cultuur moeten we af," aldus de staatssecretaris.

"We moeten veel Artikel 5 toepassen," legt hij uit terwijl hij zijn hand voor zijn gezicht houdt en dwars door zijn vingers heen kijkt. "Als wethouder in Apeldoorn zei ik tegen mijn ambtenaren: jij hebt mijn rugdekking en als je denkt dat het niet linksom kan, dan maar rechtsom, maar we gaan iemand helpen. Als dan later blijkt dat we iemand hadden geholpen maar dat we ons niet helemaal aan de regeltjes hadden gehouden, pech gehad. Als er maar iemand geholpen is."

Kijk hieronder de hele uitzending van De Publieke Tribune terug.

Dit is ook interessant