Frits vond 'Ken je mij' één van de aangrijpendste hoofdstukken om te schrijven, en toen hij het teruglas dacht hij: Dit is waar het om gaat. In de dagelijkse realiteit doe je vaak tevergeefs pogingen om tot de ander te reiken, maar zelfs als dat mislukt moet je blijven proberen, zegt hij. "Het is als een glazen constructie, waarin je hoopt dat je naar de hemel kunt komen. Daar draait het in het leven om. Dichterbij de ander proberen te komen, en dat het toch niet altijd lukt."
Dat Greetje hem kende, écht kende, daar twijfelt hij niet aan. "Dat mis ik het meest, iemand die mij beter kende dan wie dan ook. Dat dat er niet meer is, zorgt voor grote leegte."
En toch moet je door. Zij is er niet meer. Maar hij nog wel. "Het eerste wat in je opkomt, is de gedachte: Ik wil niet leven zonder jou. Het lijkt zo nutteloos wat ik doe." De verleiding om dat te denken moet je weerstaan. "Je denkt dat alles over jou gaat op zo’n moment. En dat is natuurlijk niet zo, dat weet ik ook wel. Dus je roept uit dat je niet zonder de ander wil leven. Maar je doet het wel. Niet alleen móet ik verder, ik wíl verder. Voor mijn kinderen, voor mijn kleinkinderen. Je leeft gewoon door. En om je heen zie je: alles lijkt zoals het was."