Op haar achttiende raakte Renée de Bode zwanger van haar baas. “Ik dacht niks, ik was in totale paniek. Hij was getrouwd en had zelf een kind. Ik mocht van hem niet tegen mijn ouders vertellen dat ik zwanger was.”
Dat geheim droeg De Bode met zich mee tot haar verjaardag. “Toen mijn moeder vroeg wat voor cadeau ik wilde hebben, zei ik: 'Babykleertjes'. Mijn moeder was ongelofelijk boos. Uiteindelijk kwam de huisarts en zonder mijn inspraak werd besloten dat ik naar een tehuis voor afstandsmoeders zou gaan.”
Haar zus stak daar een stokje voor. “Zij wilde niet dat ik naar zo’n tehuis ging," zegt De Bode. "Dus ging ik bij haar in Spijkenisse wonen. Dat was een eind weg van Rotterdam, zodat niemand uit mijn omgeving doorhad wat er speelde.”
Eenmaal in Spijkenisse moest ze langs de Elbrecht Stichting. “Dat is een stichting voor 'gevallen' meisjes. Medewerkers drongen aan dat het beter voor mij en mijn kind zou zijn als ik het zou afstaan. Zo ging dat midden jaren zestig. Ik kreeg verder totaal geen hulp of voorlichting. Niemand vroeg wat ze voor mij konden doen.”