17 maart
Volle schappen en wild woekerende klimopplantjes
In de ochtend doe ik boodschappen in een vrijwel uitgestorven dorp. De zon schijnt, ik passeer drie kinderen met bal en een oudere vrouw op een fiets.
Bij de wijnboer ben ik de enige. Alle schappen vol. De speciale aanbiedingen staan overal op tonnen uitgestald. Bij de drogist is het anders. Alle thermometers zijn uitverkocht, het zeeprek is leeg. Bij Albert Heijn tref ik een ravage. Gek genoeg is er wel weer pleepapier en yoghurt, maar voor de rest lijkt het op een supermarkt uit de voormalige DDR. Hele gangpaden zijn leeg. Geen ontbijtgranen, weinig groenten, bijna geen fruit. Zouden deugende mensen ook kunnen hamsteren?
Als ik mijn fiets in de schuur parkeer, krijg ik een push-bericht van Het Parool. Het luidt: ‘Weekomzet supermarkt op een na hoogste ooit.’ Alleen de kerstweek van 2017 bleek lucratiever.
Te veel gevraagd
Ik skype met mijn negentigjarige vader in het Zuiden van het land. Hij prijst de zon en het mooie weer. De brief van de verpleeghuisdirectie om binnen te blijven en er niemand in te laten, accepteert hij, maar niet van harte. Het leven moet ook leuk blijven. Juist als je een eerbiedwaardige leeftijd hebt bereikt. Ik begrijp hem. Over twee weken heb ik een weekend bij hem gepland. Ik weet niet meer wat sociaal is. Zal ik hem opzoeken of hem juist niet opzoeken?
Dat is het nadeel van onderzoeksjournalist zijn, en zeker van een bestaan als ‘medialogicus’: je bent bedreven in het terugkijken, in de boel ordenen als het stof is neergedaald. Maar antwoord geven op wat ‘het goede’ is in de toekomst, dat is veel gevraagd. Te veel.
Intussen meldt teletekst dat er vandaag negentien doden zijn gevallen, het totaal komt op 43. Een kleine verdubbeling op één dag. Ik ga maar eens een wild woekerend klimopplantje snoeien. Dat mag wél, onbekommerd genieten van het naderende voorjaar.