Word je uitgenodigd voor een dinertje en eet je geen dierlijke producten? Dan dien je dat kenbaar te maken, zoals je dat ook doet als je ergens allergisch voor bent. We hebben het over vegetarische bitterballen, terwijl die met vlees gewoon bitterbal heten. In onze carnistische cultuur heeft de veganist altijd iets uit te leggen, stelt dierethicus Willem Vermaat in Waarom we geen Hondenmelk drinken. En dat terwijl ook vlees eten een principiële keuze is.

Als kind bracht Vermaat menig zomer door op een melkveehouderij. Op 'de boerderij', zoals hij het bedrijf noemde. Het waren geweldige ervaringen: helpen bij het voeren van de koeien, op tractors klimmen en pasgeboren kalfjes die op zijn hand sabbelen. Toen hij een jaar of negen was, zag hij hoe een koe, die even daarvoor in de wei bevallen moest zijn, bij de stal van haar kalf gescheiden werd.

"Met z'n drieën waren de boer en zijn zoons in de weer om ze uit elkaar te halen," vertelt Vermaat. "Dat maakte diepe indruk op me. Ik zag dat beide dieren wanhopige pogingen deden om weer bij elkaar te komen. Dat lukte een aantal keer, tot ze definitief van elkaar gescheiden werden. Ik was daar boos en verdrietig over. Twee maanden lang zou de moeder tevergeefs zoeken naar haar kalf."

Het is dat moment waaraan hij jaren later, tijdens zijn studie Milieu-maatschappijwetenschappen, regelmatig terugdenkt. "Toen pas kon ik plaatsen dat wat daar gebeurde geen uitzondering is. Kalfjes worden direct na de geboorte bij hun moeder weggehaald omdat ze anders de melk opdrinken die voor menselijke consumptie bestemd is. De kalfjes die ik die zomers op mijn handen liet sabbelen, deden dat vanuit een zuigreflex, omdat ze eigenlijk melk horen te drinken uit de uier van hun moeder."

Dat is het moment waarop Vermaat besluit veganist te worden. "Vanaf mijn veertiende ben ik vegetariër, nadat ik beelden van de bio-industrie had gezien op televisie. Toen ik besefte dat er ook in de zuivelindustrie zoveel dierenleed is, wist ik dat als ik mijn principes serieus nam, ik veganist zou moeten worden."

Vegetarisme bestaat niet, schrijf je.

"Het is eigenlijk niets. We hebben er een woord voor bedacht omdat het afwijkt van de carnistische norm in onze samenleving, maar in moreel opzicht is het een vreemde term. Een kalf wordt na de geboorte weggehaald bij zijn moeder. Als het een stiertje is, wordt hij vetgemest en geslacht. Een melkkoe kan twintig jaar oud worden, maar wordt na een jaar of vijf geslacht omdat de melkproductie dan afneemt. De broertjes van legkippen worden vergast of versnipperd en ook een legkip wordt geslacht als de opbrengst afneemt. Als vegetariër draag je bij aan dat dierenleed. Daarmee valt het vegetarisme in moreel opzicht onder het carnisme, omdat het rechtvaardigt dat in elk geval bepaalde dieren lijden."

Carnisme is het centrale begrip in je boek. Wat is het?

"Het is het tegenovergestelde van veganisme. Van veganisten weten we dat ze principes hebben. Niet voor niets wordt wel gezegd dat het irritante betweters zijn. In onze samenleving is iemand die vlees en dierlijke producten eet de norm. Het zijn de uitzonderingen, zoals veganisten, waar we een woord voor hebben en die we benoemen."

"Daarmee doen we alsof het consumeren van dierlijke producten moreel gezien neutraal is. Terwijl we die producten niet nodig hebben en het dus net zo goed een keuze is om ze wel te eten als ze niet te eten. Als je dierlijke producten eet ben je net zo goed principieel, namelijk in de opvatting dat we dieren mogen gebruiken als instrument voor onze eigen doeleinden. Die ideologie is het carnisme en dat wil ik benoemen."

Die ideologie wordt ons met de paplepel ingegoten.

"De carnistische cultuur houdt zichzelf in stand. Ik sprak deze week twee studenten die vertelden dat ze een tijdje vegetariër waren geweest, maar toch weer vlees aten. Die verhalen hoor ik veel, dat mensen zich bewust worden van dierenleed of de klimaatschade die de veehouderij veroorzaakt, stoppen met vlees eten en het dan toch weer gaan eten. Dat is omdat het carnistisch paradigma alomtegenwoordig is.

Als de sociale norm is om dierlijke producten te eten en het moeite kost om dat niet doen, dan is de kans terug te vallen groot. En het ontbreekt ook aan kennis over hoe je goed veganistisch eet. Als je normaal aardappels, groente en vlees eet en alleen de groente en aardappels overhoudt, dan kun je tekorten aan voedingsstoffen krijgen. Omdat we uit een carnistische cultuur komen lijkt het ingewikkeld om veganistisch te eten, maar dat is het niet."

We hebben het idee dat het normaal, natuurlijk en nodig is om vlees te eten, schrijf je.

"Dat is carnisme in zijn essentie. Je hoeft niet te verantwoorden dat je dierlijke producten eet, omdat dat normaal is. Veganisten mogen uitleggen waarom ze geen dierlijke producten eten, we vragen nooit aan iemand die vlees eet waarom hij of zij voor carnisme kiest. Als je er wel een gesprek over hebt, dan hoor je dat het altijd zo is geweest, het natuurlijk is, of nodig.

Terwijl we dierlijke producten niet nodig hebben, dat is wetenschappelijk aangetoond. Normaal is alleen maar wat de meeste mensen doen, dat wil niet zeggen dat dat ook goed is. En als je het natuurlijk vindt dat mensen vlees eten, dan hangt het er maar vanaf hoe ver je teruggaat in de tijd. Als je consequent natuurlijk wilt leven, dan moet je ook je tanden niet poetsen, want geen andere diersoort doet dat."

Een van de problemen die je benoemt in het boek is dat we een te stringent onderscheid maken tussen mens en dier.

"Muggen, olifanten, mieren, dolfijnen: we delen ze allemaal in de categorie dier in en de mens is in zijn eentje ook een categorie. Terwijl een mens en een dolfijn of olifant als zoogdieren veel meer met elkaar gemeen hebben dan een mug en een dolfijn. Het is veel rationeler om een indeling te maken op basis van de capaciteit om te kunnen lijden, met de dolfijn, de mens en de olifant aan de ene en een mug aan de andere kant."

Waarom zou de capaciteit tot lijden het criterium moeten zijn?

"Als je in staat bent om te lijden, dan heb je een duidelijk belang, namelijk om niet te hoeven lijden. Niemand wil pijn voelen. Dat lijkt me een rationeler criterium voor onderscheid dan soort, wat een heel discriminerend principe is. Zoals racisme en seksisme, is er ook soortisme of speciësisme, waarbij de soort waartoe je behoort, bepaalt of jij ertoe doet of niet.

Als je een koe van de trap gooit, lijdt ze net zo goed als een mens. Je kunt misschien zeggen dat een mens geavanceerder is en meer emotioneel leed ervaart, maar het is duidelijk dat een koe lijdt en dus ook belangen heeft. Stel dat er aliens zouden komen die slimmer, intelligenter en emotioneel beter ontwikkeld zijn dan wij. Mogen die dan met ons doen wat ze willen? Mogen die ons laten lijden en zelfs opeten voor hun plezier? Ik denk niet dat dat gerechtvaardigd is, omdat wij daaraan zouden lijden. Geldt dat dan niet net zo goed voor onze omgang met dieren?"

Racisme of discriminatie en zeker de vergelijking met de Holocaust, die soms gemaakt wordt als het om de bio-industrie gaat, roepen hevige reacties op.

"Je moet altijd oppassen met een Holocaustvergelijking omdat je het menselijk leed zou bagatelliseren. Maar je kunt het leed dat mensen is aangedaan heel serieus nemen en tegelijk zeggen dat het leed dat dieren wordt aangedaan misschien veel erger is dan we geneigd zijn te denken. Er worden jaarlijks zestig miljard landdieren geslacht en een veelvoud daarvan aan vissen. Die dieren worden massaal geconcentreerd en getransporteerd. Bovendien is het opvallend dat wel gezegd mag worden dat mensen als beesten afgeslacht worden. Dus blijkbaar mag de vergelijking andersom wel."

Is het je doel om die denkkaders te doorbreken, met het boek?

"Ik wil laten zien dat mensen shortcuts hebben ontwikkeld waarmee ze hun gedrag rechtvaardigen. Zo nemen ze de cognitieve dissonantie weg die ontstaat omdat je aan de ene kant tegen dierenleed bent, en dat zijn de meeste mensen, maar tegelijk bijdraagt aan dierenleed omdat je dierlijke producten eet. 'Dat is nu eenmaal de natuur', hoor je dan. Of: 'Dat is de cirkel van het leven'. Dat is een veel makkelijkere en comfortabelere oplossing dan consequenties verbinden aan je handelen en stoppen met het eten van dierlijke producten.

Psychologisch onderzoek laat ook zien dat als mensen vlees gegeten hebben, of dat in het vooruitzicht hebben, ze minder mentale vermogens toekennen aan dieren. We rationaliseren het weg. Het doel van mijn boek is ook om het woord carnisme bekend te maken, zodat mensen zich bewust worden van die cultuur en dat carnisme dus geen neutrale keuze is."

Ben je hoopvol dat het zal veranderen?

"Onze manier van denken wordt gekaderd door de sociale omgeving en de tijd waarin we leven. Tweehonderd jaar geleden werd van sommige mensen gezegd dat je ze op basis van ras of kleur tot slaaf mocht maken. Honderd jaar geleden vonden we het een absurd idee dat vrouwen kiesrecht zouden krijgen. Nu vinden we dat we op een instrumentele manier gebruik mogen maken van dieren, 'omdat het maar dieren zijn'.

Het gaat me niet snel genoeg, maar ik ben hoopvol. Twintig jaar geleden was veganisme echt de uitzondering, nu kennen de meeste mensen in elk geval het woord en komen er steeds meer veganisten bij, zeker binnen een jongere generatie. Daarmee wordt het normaler en gaan weer meer mensen overstag. Wat ook zal helpen is als een technologie als kweekvlees, waar geen dier aan te pas komt, even smaakvol en betaalbaar wordt als dierlijk vlees. Dan is er geen reden meer om een dier te houden en te doden. En zodra mensen niet meer bijdragen aan dierenleed wordt het ook makkelijker om te erkennen dat het niet gerechtvaardigd is."

Is veganisme niet een beetje een randstedelijk fenomeen?

"Ik heb de cijfers niet, maar ik ken wel veganisten die buiten de randstad wonen. Ik denk dat de transitie ergens moet beginnen. En het zou kunnen dat deze transitie start bij hoger opgeleide jongeren uit de randstad. Alle maatschappelijke veranderingen zijn ooit ergens begonnen om vervolgens breder omarmd te worden."

Meer interessants