Will van Sebille was zeventien jaar toen zij in 1967 zwanger raakte van haar schoolvriendje. Hij was de trotse bezitter van een condoom, dat hij waste en hergebruikte, tot het lek bleek. Toen duidelijk werd dat Van Sebille als jonge ongehuwde vrouw in verwachting was, moest zij, vertelt ze, “zo snel mogelijk onzichtbaar worden gemaakt.” Seks voor het huwelijk was een groot taboe in die tijd.
“Mijn ouders wilden absoluut dat ik het kind af zou staan, de schande was te groot. En het Katholieke Bureau Moederhulp waar ik naartoe werd verwezen, had maar één oplossing: afstand doen. Het was al snel een vaststaand feit.” Dat Van Sebille het kindje graag wilde houden, daar werd niet naar geluisterd.
Onlangs stelde het ministerie van Justitie en Veiligheid een onderzoek in om te achterhalen of betrokken organisaties, waaronder de overheid zelf, iets te verwijten valt in de zaken waarin vrouwen gedwongen werden om afstand te doen van hun kind. Daarnaast onderzoeken kinderen die zijn afgestaan momenteel of zij de staat kunnen aanklagen.