In het Afghanistan van Morid (23) kan een grap over atheïsme eindigen in een lynchpartij. Maar Morid maakte geen grap. Hij moest direct vluchten toen uitkwam dat hij niet gelooft. ‘In Afghanistan weet je nooit wie je kunt vertrouwen.’

Waarom ben je gevlucht?

‘In de moskee in mijn geboorteplaats was een geluidsopname afgespeeld waarop je kunt horen dat ik afvallig ben. Vijfhonderd mensen luisterden mee. In Afghanistan is het je plicht om een afvallige te vermoorden. Ik was op dat moment in Kabul, waar ik studeerde. Direct nadat ik het hoorde, ben ik vertrokken. Eerst over land, tot Turkije. Op de overtocht naar Griekenland ben ik bijna verdronken. Terwijl we daar lagen te spartelen in het water, riep iedereen om God, Jezus, Allah en Mohammed. Ik kon alleen maar schelden op mijn broer, die me altijd had geslagen als ik moeilijke vragen stelde over het geloof. Ik heb mezelf helemaal leeggemaakt, er is geen woede meer. Als ik op vrijdagochtend wakker word, denk ik soms aan die keren dat hij me met een plens water wakker maakte voor het ochtendgebed. En dan draai ik me gelukzalig om.’

Tekst gaat verder onder afbeelding

Hoe is het leven voor een ongelovige in Afghanistan?

‘Het is een eenzaam leven, want je hebt geen rechten. Ja, in de Grondwet staan er bepalingen over vrijheid van geloof en vrijheid van meningsuiting. Maar er is ook een wet die al die bepalingen in feite nutteloos maakt. Dat is de wet die stelt dat de islam moet worden gevolgd. Als je op straat verklaart dat je atheïst bent, kom je in ieder geval niet levend terug. Op elke straathoek vind je radicalen die je willen vermoorden. Maar er zijn ook veel mensen die zullen meedoen om te bewijzen dat ze gelovig genoeg zijn. Dat komt doordat radicale partijen het land politiek en maatschappelijk in hun greep hebben. De meeste mensen proberen ijverig te leven naar hun normen, bang als ze zijn om aangewezen te worden door anderen. Dat is misschien wel het grootste probleem.’

Waarom koos je dan toch voor dat leven?

‘Dat zit in me, ik ben altijd tegendraads geweest. Stiekem alcohol drinken, een tatoeage laten zetten. Dat betekent niet dat ik nergens bang voor was. Toen ik jong was, kon ik slecht slapen door de doemverhalen over God. Voor het monster onder mijn bed was ik niet bang, maar voor de God in mijn hoofd wel. Toch was de nieuwsgierigheid sterker. Hoe kan het dat de aarde in zes dagen is geschapen? Naarmate ik meer vragen aan mijn moeder en broers stelde over de zin van het leven, hoe onlogischer hun religieuze antwoorden klonken. Met mijn vriendin Shogofa leek ik daar wel over te kunnen praten. We werden verliefd op de middelbare school. Maar toen we naar de universiteit gingen, groeiden we uit elkaar. Haar ouders dwongen Shogofa om shariawetgeving te studeren en zij werd langzaam maar zeker geloviger. Jarenlang hebben we geprobeerd elkaar te bekeren. Bij de laatste wanhoopspoging ben ik behoorlijk tekeer gegaan. Die scheldpartij heeft ze opgenomen en afgespeeld in de moskee. Mijn eigen vriendin heeft me dus verraden. Als ongelovige kun je in Afghanistan eigenlijk niemand vertrouwen. Maar hoeveel pijn dat ook heeft gedaan, dit leven is voor mij veel beter. Ik ben nu vrij.’

Steun vrijdenkers in gevaar