Op een vergadering over de communistenjacht op regisseurs in Hollywood begin jaren vijftig introduceerde een man zich als volgt: ‘Mijn naam is John Ford. Ik ben een regisseur van westerns.’

Dat sloeg in. Het was een raadsel waarom Ford zichzelf juist deze mantel omdeed, Ford, de man die inmiddels bekend staat als de ‘Shakespeare van de Amerikaanse cinema’, die de evolutie van film van het zwijgende tijdperk tot de ontwikkeling van kleur, geluid en wide-screen had meegemaakt.

Die Ford. De grote Ford. Die op het dak van een hangar op het eiland Midway stond te filmen en blijven filmen terwijl de Japanse Zero’s aanvielen. Die een paar jaar later met zijn camera zij aan zij met de troepen voet aan wal zette op Omaha Beach. Die Ford.

Toen hij na de oorlog op de bijeenkomst zei ‘ik ben een regisseur van westerns’ had Ford meerdere meesterwerken op zijn naam staan, onder meer Young Mr. Lincoln (1939) en The Grapes of Wrath (1940), en had hij al vier Oscars voor beste regisseur gekregen.

Toch was Ford nog maar begonnen. Hij had toen pas het derde deel van zijn trilogie over de cavalerie gemaakt: Ford Apache (1948), She Wore A Yellow Ribbon (1949) en Rio Grande (1950). En zijn grote meesterwerk — The Searchers — kwam pas zes jaar later.

Westerns werden in die tijd gezien als een anachronisme, nauwelijks meer dan vertier op een zaterdagmiddag, terwijl de meeste regisseurs zich richtten op de politieke en sociale effecten van de oorlog.

Ford, een mysterieuze, erudiete man, bleef westerns maken. Hiermee ging hij regelrecht in tegen de heersende moraal. Het genre bood hem de mogelijkheid complexe verhalen te vertellen over de mens in een onvergeeflijk landschap.

Eén filosofische vraag fascineerde hem: is de mens vrij, of is hij een gevangene van de omstandigheden?

Feit is dat Ford op alle mogelijke manieren films maakte en verhalen vertelde die niemand wilde horen of zien.

Neem Ethan in The Searchers. Tot op de dag van vandaag vormt het karakter van het beroemde personage gespeeld door John Wayne een raadsel. Is Ethan een racist, en is dát de reden waarom hij een speurtocht onderneemt naar zijn nichtje dat gekidnapt werd door Apaches?

Als dat zo is, waarom portretteert Ford deze man, juist gespeeld door een icoon van de populaire cinema, op zo’n sympathieke wijze? Was John Ford dan zélf een racist? Of een rabiate patriot? Ging hij nu wel of niet mee met de communistenjacht op zijn collega’s ten tijde van de Koude Oorlog?

Hoe belangrijk is zijn cinematografische oeuvre? En vooral: wat zeggen zijn films over de huidige tijdgeest waarin identiteit, religie en ras bepalend zijn in allerlei conflicten?

Het lijkt er steeds meer op dat het leven en werk van John Ford meer actueel zijn dan ooit tevoren.

Aanstaande woensdag een uitgebreid portret van deze bijzondere man in de serie ‘Raddraaiers’ in het radioprogramma OBA Live, onder leiding van Theodor Holman.