Twee mannen zijn op reis in Italië. Ze kennen elkaar. Tijdens een autorit langs schilderachtige plaatsjes in Toscane zegt Steve: ‘Je weet dat ik geen homoseksueel ben, toch?’ Rob antwoordt op geruststellende toon: ‘Als de romantiek haar intrede doet, dan zien we wel weer verder.’

In the ‘The Trip to Italy’ (2014) van Michael Winterbottom reizen Rob Brydon en Steve Coogan, respectievelijk stand-up comedian en acteur, in opdracht van een Britse krant van restaurant naar restaurant om een serie culinaire verhalen te schrijven.

Maar van restaurantkritiek is geen sprake. Al pratende krijgen we een inkijkje in het leven van Brydon en Coogan. En: in de relatie tussen de twee mannen.

Mannenvriendschappen
Ik moest aan de film denken nu het thema ‘mannenvriendschap’ onderwerp van gesprek is. Onlangs kwam de film ‘Ventoux’ uit, naar Bert Wagendorps gelijknamige roman, en vlak daarna schrijft Joost de Vries een essay in De Groene Amsterdammer over ‘het warme cliché van de mannenvriendschap’.

De Vries duidt de hype van de mannenvriendschap door te wijzen op een zoeken naar authenticiteit in het digitale tijdperk. Hij schrijft: ‘Het ideaal van mannenvriendschap is een ideaal van nabijheid, van mensen niet kennen van Facebook, maar nog van school.’

Maar wat voor invloed heeft dit gesprek over mannenvriendschap op het fenomeen zelf?

Onvermogen
Bij Gawie Weet Raad op Facebook reageert Joost Wilgenhof: ‘Dat gekoketteer met "mannen hebben aan één woord genoeg" mag wel een onsje minder. In mannenvriendschappen zit ook veel onvermogen, net als in alle relaties.’

Ik denk dat dit de kern raakt, en dat blijkt zo mooi uit de vriendschap van Brydon en Coogan in ‘The Trip to Italy’. De hilarische opmerking over de mogelijkheid van romantiek tussen de twee mannen ondermijnt ieder debat over ‘mannenvriendschap’. Ze zijn bij elkaar, fysiek; de vriendschap vloeit op natuurlijke wijze voort uit hun samenzijn.

Je kunt dat als onvermogen zien. Maar waarom zouden ze moeten praten over het feit dat ze vrienden zijn? Niet om dichter bij elkaar te komen, want dat willen ze niet. Een zekere eenzaamheid, die misschien in alle mannenvriendschappen aanwezig is, bepaalt ook hun relatie. Ze kampen met hun eigen demonen: Rob gaat vreemd, Steve kan geen band met zijn zoon krijgen.

Dollen
Daarover kunnen ze niet praten, en ik vermoed dat de mannenvriendschappen daar niet voor zijn. Waar ze wel voor zijn: de vreugde van het dollen met elkaar, van het schertsen over ogenschijnlijk nutteloze dingen het leven, zoals Rob die constant beroemdheden als Michael Caine of Al Pacino nadoet.

Dít is nabijheid, dít is delen in het leven van een ander, zonder dat er iets wordt benoemd. Ik weet niet of vrouwen op dezelfde wijze met elkaar praten, maar in ‘The Trip to Italy’ herken ik de vanzelfsprekendheid (sorry, Joost Wilgenhof) waarmee mannen als vrienden met elkaar praten, en ik wentel me in de typische humor die mannen met elkaar kunnen delen.